personen-, familie- en erfrecht
VAKnieuws
Contactregeling: verzoek schorsing beschikking en tegenverzoek om voorlopige voorziening in hoger beroepRechtsvraagHoe dient de in hoger beroep verzochte schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van de rechtbank en het tegenverzoek van de man om een tijdelijke contactregeling te worden beoordeeld? OverwegingTer zitting in hoger beroep is gebleken dat beide partijen het er over eens zijn dat uitvoering van de zorgregeling, zoals die in de bestreden beschikking is opgenomen, onder de huidige omstandigheden niet realistisch is. De vader heeft desgevraagd verklaard dat hij er mee kan instemmen dat omgang hangende het raadsonderzoek, onder begeleiding plaatsvindt. Gelet op die omstandigheid ziet het hof aanleiding het verzoek van de moeder toe te wijzen en de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking voor wat betreft de daarin opgenomen zorgregeling, te schorsen. Inmiddels is het hof ambtshalve bekend met het feit dat het onderzoek door de raad voor de kinderbescherming is afgerond. De raad heeft zich derhalve over dezelfde vragen gebogen als thans aan de orde in dit incident. Nu het hof het rapport van de raad heeft ontvangen, staat niets eraan in de weg dat in de bodemprocedure een zitting zal worden bepaald waarop het rapport van de raad met partijen kan worden besproken. Thans beslissen op basis van dat rapport zou op gespannen voet staan met het beginsel van hoor en wederhoor. Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van het hof dat de man onvoldoende belang heeft bij zijn verzoek voor de duur van de procedure een (tijdelijke) omgangsregeling vast te stellen, in die zin dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het hof zal dan ook het voorwaardelijke verzoek van de vader afwijzen. Cursussen binnenkort: |
|
Tijdelijke ontzegging omgang vanwege problematiek oudersRechtsvraagIn hoeverre geeft de problematiek van en tussen ouders aanleiding de omgang tijdelijk te ontzeggen? OverwegingDuidelijk is dat de ouders nog steeds niet, althans onvoldoende, in staat zijn om met elkaar te communiceren en daardoor niet in staat zijn om de minderjarige onbelast contact met haar beide ouders te laten hebben. Uit de eindrapportage van de deskundige volgt dat de ouders beiden de oorzaak van de communicatieproblemen volledig bij de ander neerleggen.
Ter zitting is naar voren gekomen dat er sprake is van meervoudige traumaproblematiek bij de moeder en dat zij hiervoor de komende periode een EMDR-therapie zal ondergaan. De moeder heeft recentelijk een intakegesprek gehad met de psychotherapeut die haar voor haar trauma's zal behandelen. Voorts is naar voren gekomen dat de vader nog geen concrete stappen heeft gezet om in het belang van de minderjarige te werken aan contactherstel door hiervoor in behandeling te gaan bij een onafhankelijke psychotherapeut en een nadere verklaring over te leggen dat bij hem geen sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Dit ondanks dat hem dit reeds verschillende keren is geadviseerd. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Statusvoorlichting bij omgang met bekende spermadonorRechtsvraagMocht het hof bepalen dat de ouders voordat verdere omgang plaatsvindt, het kind moeten vertellen dat de man zijn biologische vader is (statusvoorlichting)? OverwegingIn een geval waarin het kind is verwekt met zaad van een (aan de ouders bekende) donor die niet het gezag over hem uitoefent, kan het belang van het kind met het oog op effectuering van het recht op omgang met zijn biologische vader meebrengen dat het kind te horen krijgt dat degene met wie het omgang zal hebben zijn vader is. Indien de rechter van oordeel is dat een zodanig geval zich voordoet, kan hij bepalen dat het kind voorafgaand aan een volgend moment van omgang statusvoorlichting zal krijgen. In zoverre prevaleert in dat geval het rechterlijk oordeel omtrent hetgeen het belang van het kind bij het kennen van zijn afstamming met het oog op de omgang meebrengt, boven het recht van de ouders te bepalen op welk moment het kind die informatie zal krijgen. Het hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk in de gedingstukken aanleiding gezien in het kader van zijn beslissing over hervatting van de omgang te bepalen dat de moeders het kind eerst statusvoorlichting dienen te geven Cursussen binnenkort: |
|
Afgewezen beëindiging gezag alsnog toegewezen, waarde toezegging moederRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht het verzoek tot beëindiging gezag afgewezen? OverwegingHoewel de moeder ter terechtzitting heeft verklaard, te berusten in de uithuisplaatsing van de minderjarigen, bestaat bij het hof gerede twijfel over de bereidheid van de moeder om de minderjarigen duurzaam in een pleeggezin te laten opgroeien, in die zin dat de moeder zich te zijner tijd zal verzetten tegen de jaarlijkse verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarigen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat recentelijk de moeder alvorens een eerste kennismakingsgesprek heeft plaatsgevonden met een mogelijk toekomstig pleeggezin voor minderjarige 2, zij al ernstige bezwaren heeft geuit over de buurt waarin dit pleeggezin woont, die zij mogelijk - net als andere bezwaren die zij in de toekomst mocht hebben - overbrengt op minderjarige 2. Daarnaast is de relatie tussen de moeder en de pleegmoeder (minderjarige 1) niet optimaal.
Duidelijkheid over hun toekomstperspectief is voor de minderjarigen belangrijk. Tussen partijen is niet in geschil dat in de onderhavige zaak niet wordt gewerkt aan een thuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder. De beide minderjarigen zijn kwetsbare kinderen - die onder meer kampen met een reactieve hechtingsstoornis en diverse gedragsproblemen - en de moeder is vanwege haar verstandelijke beperking moeilijk leerbaar en niet in staat om de minderjarigen zelfstandig op te voeden. Het hof acht de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onvoldoende om de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarigen af te wenden. Cursussen binnenkort: |
|
Motiveringseisen aan omgangsondertoezichtstellingRechtsvraagHeeft het hof de bekrachtiging van de opgelegde omgangsondertoezichtstelling voldoende gemotiveerd? OverwegingNee. Aan de motivering van een omgangsondertoezichtstelling moeten hoge eisen worden gesteld. Dat uit de raadsreportage en het verhandelde ter terechtzitting een omgangsregeling niet vrijwillige tot stand komt en dat de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting heeft gesteld dat de minderjarige ernstig wordt bedreigd in ontwikkeling, levert geen toereikende motivering op. Het hof heeft in zijn oordeelsvorming niet betrokken of de ernstige bedreiging voor de zedelijke of geestelijke belangen van de minderjarige kan worden afgewend door de inzet van andere minder ingrijpende middelen, noch blijkt daaruit dat het hof heeft onderzocht of andere middelen hebben gefaald of zullen falen. Cursussen binnenkort: |
|
81 RO: afweging belangen bij verzoek vernietiging erkenningRechtsvraagHeeft het hof verzuimd de belangen van de biologische vader in zijn afweging te betrekken? Overweging81 RO. A-G: Dat het hof niet zonder meer aan het belang van verzoeker bij erkenning is voorbijgegaan, blijkt uit de in de tussenbeschikking van het hof vervatte beslissing dat de moeder aan de biologische vader niet reeds de mogelijkheid van erkenning heeft mogen ontnemen door binnen een week nadat zij van de wens van verzoeker had kennisgenomen, aan verweerder toestemming tot erkenning van het kind te verlenen. Zoals het hof terecht onder ogen heeft gezien, stond daarmee nog niet vast dat het belang van de biologische vader bij erkenning boven de belangen van de moeder en het kind bij niet-erkenning stond. Er heeft nader onderzoek plaatsgevonden voordat een eindbeslissing is genomen. Cursussen binnenkort: |
|
Vereisten voor erkenning in Nederland van buitenlands rechtsfeit inzake afstammingRechtsvraagIs er een akte vereist voor de erkenning in Nederland van een in Australië van rechtswege tot stand gekomen afstammingsrelatie? OverwegingNee. Naar volgt uit HR 31 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0493, NJ 1993/261, rov. 3.2.3, is erkenning zonder akte mogelijk als met voldoende zekerheid vaststaat dat naar buitenlands recht van het rechtsfeit of de rechtshandeling sprake is. Uit het feit dat verzoeker is geboren en getogen in een feitelijke gezinssituatie met zijn ouders, volgt tevens dat de familierechtelijke betrekking waarin hij tot zijn vader staat, op één lijn is te stellen met die welke naar Nederlands recht bestaat tussen de vader en het wettige kind. Cursussen binnenkort: |
|
Litispendentie: Nederlandse rechter bevoegd bij vaststellingsovereenkomstRechtsvraagWas de Nederlandse rechtbank bevoegd de vaststellingsovereenkomst inzake hoofdverblijfplaats kind op te nemen in de beschikking, ondanks nog lopende procedure in Tsjechië? OverwegingJa. Nu partijen zijn overeengekomen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij zijn moeder in Nederland is en dit is opgenomen in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, is evident dat de vader erin heeft berust dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij zijn moeder in Nederland is. Dit brengt met zich dat de Nederlandse rechter ingevolge artikel 10 aanhef en onder a Brussel II bis bevoegd was om te beslissen op het verzoek van de vader om de vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking. Dat de vader een in Tsjechië eerder aanhangig gemaakte procedure, overigens in strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen, niet heeft ingetrokken doet hieraan niet af. Vanaf het moment dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, dus het moment dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten, is de Tsjechische rechter niet langer bevoegd. Dit leidt ertoe dat het primaire verzoek van de vader reeds op die grond dient te worden afgewezen. Cursussen binnenkort: |
|
Geen rechtsmacht Nederlandse rechter nu zaak aanhangig is in BelgiëRechtsvraagWelk recht is van toepassing op het verzoek om eenhoofdig gezag over kind dat (ongeoorloofd) in Nederland verblijft en waarbij het de vraag is of de procedure in België is gesloten? OverwegingBlijkens de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag heeft de moeder minderjarige ongeoorloofd meegenomen naar Nederland. Uit artikel 10, onder a, iii, Brussel II-bis volgt dat de gerechten van België bevoegd blijven, totdat minderjarige in een andere lidstaat zijn gewone verblijfplaats heeft gekregen en een voor een gerecht in België dienende zaak overeenkomstig artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis, gesloten is verklaard. In de brief van de rechtbank van eerste aanleg Oost Vlaanderen is de vader verzocht om op grond van artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis, conclusies ter griffie neer te leggen. Uit de brief van de rechtbank van eerste aanleg Oost Vlaanderen van 14 augustus 2015 blijkt dat de man deze conclusies als gevraagd heeft neergelegd. De moeder heeft gesteld dat er geen sprake is van een zaak als bedoeld in artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis, maar van een kort gedingprocedure waarin op 10 december 2015 een tussenvonnis is gegeven. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling niet opgaat. Uit het tussenvonnis van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen blijkt dat het gaat om een tussenvonnis zoals in kort geding. Uit het zaaknummer op de brief van 27 april 2015, 14 augustus en 1 december 2015 van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen blijkt dat het hierbij om dezelfde procedure gaat, naar het oordeel van de rechtbank zoals gezegd een procedure op grond van artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er bij het gerecht in België een zaak aanhangig is als bedoeld in artikel 10, onder a, iii Brussel II-bis juncto artikel 11, zevende lid, Brussel II-bis. Gesteld noch gebleken is dat deze zaak gesloten is verklaard. Het gerecht in België is thans nog steeds bevoegd. Het enkele feit dat de moeder stelt dat zij van die procedure niet op de hoogte zou zijn, wat daar ook van zij, kan aan het voorgaande niet afdoen. Deze rechtbank dient zich derhalve onbevoegd te verklaren om thans van deze zaak kennis te nemen. Cursussen binnenkort: |
|
Omgang bij openbaring '(intended) family life' door man ruim vier jaar na geboorte kindRechtsvraagKan geopenbaarde wens van man tot omgang met het kind, vier jaar na geboorte en zonder eerdere interesse in kind, leiden tot omgang? OverwegingJa. Het hof is van oordeel dat in dit geval de familierechtelijke verwantschapsband tussen de man en de minderjarige en de juridische formalisering daarvan een zodanig wezenlijk onderdeel vormt van zijn identiteit en daarmee van zijn privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM, dat de afwijzing van zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling op de enkele grond dat ‘(intended) family life’ ontbreekt, een schending van zijn recht op eerbiediging van zijn privéleven oplevert (vgl. EHRM 21 december 2010, nr. 20578/07, NJ 2011, 508, Anayo tegen Duitsland).
Cursussen binnenkort: |
|
Geen oprekking van de limitatieve opzeggingsgronden voor omgangRechtsvraagHeeft het hof ten onrechte geoordeeld dat geen omgangsregeling wordt vastgesteld en daarmee de limitatief opgesomde gronden voor ontzegging van omgang onjuist opgerekt? Overweging80a RO, niet-ontvankelijkverklaring. A-G: Het hof heeft vooropgesteld dat het in het belang van de minderjarige is om contact met de man te hebben. Het hof heeft de man geenszins het recht op omgang ontzegd, maar heeft geoordeeld dat er ‘op dit moment’ geen mogelijkheden zijn om een begeleide omgang tussen de man en de minderjarige te bewerkstelligen. De omgangsregeling kan niet worden geëffectueerd, gelet op de door het hof genoemde omstandigheden (vrouw woont in België, Jeugdbescherming kan omgang niet begeleiden, inschakeling derde niet mogelijk). Cursussen binnenkort: |
|
Eisen aan verzoek van advocaat om schriftelijke aanwijzing gecertificeerde instellingRechtsvraagWanneer valt een verzoek van een advocaat aan te merken als een verzoek om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling? OverwegingBij brief van 8 oktober 2015 heeft de advocaat zich namens de moeder tot de gecertificeerde instelling gewend met het verzoek hem te berichten welke regeling inzake de contacten tussen minderjarige en de moeder ‘ nu precies is gemaakt ’. De brief van 8 oktober 2015 is in (te) algemene bewoordingen gesteld en houdt niet veel meer in dan een verzoek om te worden geïnformeerd over de precieze stand van zaken met betrekking tot de contacten tussen minderjarige en de moeder. De brief bevat geen uitdrukkelijk verzoek in de zin van artikel 1:265 BW om een eerder gegeven beperking van de contacten met minderjarige geheel dan wel gedeeltelijk in te trekken noch een verzoek in de zin van 1:264, lid 2, BW om de beperking van de contacten met minderjarige in een zodanige aanwijzing vast te leggen. Gelet hierop en gezien de wijze waarop de brief van de moeder is geformuleerd, is de rechtbank van oordeel dat de gecertificeerde instelling het verzoek van de moeder niet hoefde op te vatten als een uitdrukkelijk verzoek om een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 1:264 of 1:265 BW juncto artikel 1:265f BW. Cursussen binnenkort: |