personen-, familie- en erfrecht

VAKnieuws

Besloten plaatsing kan niet via een reguliere machtiging uithuisplaatsing

Nr: 16037 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:1855 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265a BW, 6.1.2 Jeugdwet

Rechtsvraag

Kunnen minderjarigen op basis van een reguliere machtiging uithuisplaatsing in een besloten groep geplaatst worden?

Overweging

Nee. Het is het hof uit de stukken gebleken dat jegens de minderjarige kennelijk vrijheidsbeperkingen maatregelen worden getroffen, onder meer in die zin dat er toezicht is op de minderjarige en waar hij zich begeeft, de deuren soms op slot gaan, hij zich onder begeleiding van begeleiders begeeft binnen de instelling en de bijbehorende terreinen alsmede post van offciële instanties alleen geopend worden in bijzijn van een begeleider. Het hof is van oordeel dat hier sprake is van een zodanige inperking van de vrijheden van de minderjarige dat die met de benodigde extra juridische waarborgen, in de vorm van een machtiging tot gesloten plaatsing dient te zijn omkleed. Het inperken van de vrijheden van de minderjarigen zoals dat kennelijk nu gebeurt op basis van een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing acht het hof onaanvaardbaar en in strijd met nationaal en internationaal recht. Dat de minderjarige die maatregelen zelf niet als vrijheidsbeperkend ervaart, maakt het oordeel van het hof niet anders.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 
16018

Inspectiebeleid 2016-2019 jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning

28-01-2016, bron: Kamerstukken II 2015/16, 31839, 502
Regelgeving - Jeugdrecht

Samenvatting

Op 28 januari 2016 heeft staatssecretaris Van Rijn aan de Tweede Kamer het Jaarwerkprogramma Toezicht Jeugd 2016 en de Meerjarenvisie 2016–2019 van Samenwerkend Toezicht Jeugd/ Toezicht Sociaal Domein aangeboden.

Met ingang van 1 januari 2015 zijn taken op het gebied van de jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en werk en inkomen overgeheveld naar gemeenten. Daarnaast hebben gemeenten, sinds 1 augustus 2014, te maken met de invoering van passend onderwijs. Het maatschappelijk hoofddoel van de verschillende wetten is een participatiesamenleving met meer preventie, ontzorgen en normaliseren, bevorderen van eigen regie, en meer participatie van kwetsbare groepen. 2016 zal in het teken staan van voortzetten van het onderzoek naar de meldpunten Veilig Thuis, nieuw onderzoek naar de veiligheid en kwaliteit van opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen en toezicht op de nieuwe toetreders in de jeugdhulp. In 2016/17 wordt er onder meer verder onderzoek gedaan naar het vroegtijdig signaleren van onveiligheid en naar lokale netwerken als wijkteams. Voor 2017/18 staat nader onderzoek naar kwetsbare mensen met langdurige problemen (psychiatrie, verstandelijke beperking) op het programma.


 

81 RO, motivering arrest hof voldoet aan wettelijke eisen

Nr: 16009 Hoge Raad der Nederlanden, 15-01-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2230 Jurisprudentie Geschilbeslechting Jeugdrecht 81 RO, 1:254 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof de bekrachtiging van de verlenging ondertoezichtstelling en voorlopige uithuisplaatsing voldoende gemotiveerd?

Overweging

HR: 81 RO.

A-G: Ja. De motiveringseis gaat niet zo ver dat zij een gedetailleerd antwoord van de rechter op ieder aangevoerd argument verlangt. In het algemeen is voldoende dat de rechter in zijn redengeving de voor toe- of afwijzing van de vordering of het verzoek essentiële stellingen of weren behandelt. Op bijzondere motiveringseisen – al dan niet voortvloeiend uit het Verdrag inzake de rechten van het kind – is in dit geding geen beroep gedaan. De motivering van het hof sluit aan bij de aanhaalde wettelijke bepalingen. Zij is nader uitgewerkt, begrijpelijk voor de lezer en kan de beslissing dragen. De algemene motiveringsklacht faalt om deze redenen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Ontkenning vaderschap op verzoek van de vrouw bij Indonesisch gehuwd echtpaar met zwervende man

Nr: 16003 Rechtbank Den Haag, 21-12-2015 ECLI:NL:RBDHA:2015:15445 Jurisprudentie Geschilbeslechting IPR
Jeugdrecht
1:200 BW, 10:92, 10:93 BW, 3 Rv

Rechtsvraag

Welk recht van is van toepassing op verzoek om ontkenning vaderschap van Indonesische vrouw die naar Indonesisch recht is gehuwd en in Nederland woont?

Overweging

Op grond van artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe. Uit het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut blijkt dat een gerechtelijke procedure voor Indonesiërs tot ontkenning van het vaderschap, op verzoek van de moeder of van het kind, niet bekend is. Dit betekent dat de vrouw, met toepassing van het Indonesische recht, niet-ontvankelijk is in haar verzoek. Ingevolge artikel 10:93 lid 2 BW, kan de rechter, indien dat in het belang is van het kind en de ouders en het kind een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek doen, een ander in artikel 10:92 BW genoemd recht toepassen, dan wel het recht toepassen van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind ten tijde van de ontkenning of het Nederlandse recht.
Nu de man geen bekende woon- of verblijfplaats heeft en hij, hoewel daartoe opgeroepen, in deze procedure niet is verschenen, is het niet mogelijk dat de ouders gezamenlijk de toepassing van het Nederlands recht verzoeken. De rechtbank acht het evenwel niet redelijk deze omstandigheid, die niet aan de vrouw toe te rekenen is, aan de vrouw tegen te werpen. Dit zou immers betekenen dat ontkenning van het vaderschap onmogelijk is. Het verzoek wordt toegewezen, aangezien niet is gebleken van feiten dat de man de vader is of dat hij toestemming voor verwekking heeft gegeven.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Eisen aan verzoek van advocaat om schriftelijke aanwijzing gecertificeerde instelling

Nr: 16002 Rechtbank Limburg, 11-12-2015 ECLI:NL:RBLIM:2015:11104 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht
Gezag en omgang
1:264, 1:265, 1:265f BW

Rechtsvraag

Wanneer valt een verzoek van een advocaat aan te merken als een verzoek om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling?

Overweging

Bij brief van 8 oktober 2015 heeft de advocaat zich namens de moeder tot de gecertificeerde instelling gewend met het verzoek hem te berichten welke regeling inzake de contacten tussen minderjarige en de moeder ‘ nu precies is gemaakt ’. De brief van 8 oktober 2015 is in (te) algemene bewoordingen gesteld en houdt niet veel meer in dan een verzoek om te worden geïnformeerd over de precieze stand van zaken met betrekking tot de contacten tussen minderjarige en de moeder. De brief bevat geen uitdrukkelijk verzoek in de zin van artikel 1:265 BW om een eerder gegeven beperking van de contacten met minderjarige geheel dan wel gedeeltelijk in te trekken noch een verzoek in de zin van 1:264, lid 2, BW om de beperking van de contacten met minderjarige in een zodanige aanwijzing vast te leggen. Gelet hierop en gezien de wijze waarop de brief van de moeder is geformuleerd, is de rechtbank van oordeel dat de gecertificeerde instelling het verzoek van de moeder niet hoefde op te vatten als een uitdrukkelijk verzoek om een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 1:264 of 1:265 BW juncto artikel 1:265f BW.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Deskundigenonderzoek, terugplaatsing bij ouders en belang van de kinderen

Nr: 22039 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 5-04-2022 ECLI:NL:GHARL:2022:2652 Jurisprudentie Geschilbeslechting Jeugdrecht 810a Rv, 1:265b BW

Rechtsvraag

Is een deskundigenonderzoek naar terugplaatsing bij ouders in het belang van de kinderen?

Overweging

In 2019 zijn onderzoeken verricht en daaruit kwamen beperkingen bij de ouders naar voren. Ook werd geconstateerd dat de ouders de problematiek bij de kinderen onvoldoende (h)erkenden. Op grond van die bevindingen is niet te verwachten dat de ouders de kinderen in de toekomst voldoende kunnen bieden in pedagogisch opzicht. De ouders wensen nu een nieuw onderzoek, omdat er volgens hen veel is veranderd sinds de voormelde onderzoeken. De ouders denken dat zij in de toekomst wel weer voor beide of voor één van de kinderen kunnen zorgen, eventueel met dagelijkse ondersteuning.

De jeugdbeschermer vindt dat een onafhankelijk onderzoek voor de kinderen geen meerwaarde heeft. Dit betekent uitstel wat betreft duidelijkheid over het perspectief waar de kinderen zullen opgroeien en bij een dergelijk onderzoek zullen de contacten tussen de ouders en de kinderen moeten worden uitgebreid, hetgeen de kinderen niet goed aankunnen.

Het hof is van oordeel dat de bezwaren tegen een deskundigenonderzoek die de jeugdbeschermer benoemt, zwaarwegend zijn. De kinderen kampen beiden met (zeer) forse problematiek, hebben op dit moment professionele opvoeders nodig en vertonen zorgelijk gedrag rondom de contactmomenten met ouders. Hun belangen verzetten zich tegen een dergelijk onderzoek. De wens van de ouders om te laten zien wat zij hebben bereikt gaat niet voor op het belang van de kinderen. Er is veel hulp voor de kinderen ingezet en er zijn onderzoeken uitgevoerd bij de kinderen. De kinderen bevinden zich nu in een stabiele situatie met toegeruste opvoeders, waarin ze zich optimaal kunnen ontwikkelen. Het hof is daarom van oordeel dat het belang van de kinderen zich verzet tegen een onderzoek als bedoeld in artikel 810a lid 2 Rv naar de mogelijkheden voor een terugplaatsing bij de ouders en eveneens tegen een onderzoek naar een netwerkplaatsing.

Cursussen binnenkort:

Lees verder