personen-, familie- en erfrecht

VAKnieuws

Man betwist verwekkerschap in alimentatieprocedure

Nr: 24046 Rechtbank Amsterdam, 18-06-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:1705 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie
Afstamming en adoptie
1:394 BW

Rechtsvraag

Kan de man die het kind niet heeft erkend en het verwekkerschap betwist, alimentatieplichtig zijn?

Overweging

Het hof oordeelt van wel. Hoewel de man het kind niet heeft erkend, heeft de man zijn vaderschap niet eerder betwist dan nadat partijen uit elkaar gingen en in procedures verwikkeld raakten. Daarnaast heeft de man de betwisting van zijn vaderschap onvoldoende onderbouwd. Het hof berekent daarom welke kinderalimentatie de man aan de vrouw moet betalen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Kinderalimentatie: behoeftevaststelling als er onvoldoende inkomensgegevens bekend zijn

Nr: 22062 Rechtbank Amsterdam, 11-05-2022 ECLI:NL:RBAMS:2022:2548 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:404 BW

Rechtsvraag

Hoe dient de behoefte van de kinderen te worden vastgesteld als partijen de hoogte van de behoefte niet hebben gesteld en er geen inkomensgegevens van de vrouw zijn overgelegd?

Overweging

De vrouw heeft gesteld dat er behoefte is aan kinderalimentatie maar heeft de hoogte van de behoefte van de kinderen niet onderbouwd. De vrouw heeft nagelaten om haar financiële gegevens te overleggen, waardoor haar inkomen in 2021 (het jaar waarin partijen uit elkaar zijn gegaan) onduidelijk is. De man heeft ook niet duidelijk gemaakt hoe hoog de behoefte volgens hem is. Het uitgangspunt van de wetgever is echter dat de kinderen behoeftig zijn. De rechtbank kan bij deze stand van zaken geen reële behoefte vaststellen. Dit staat in dit geval niet in de weg aan het vaststellen van een onderhoudsbijdrage. Hierna zal namelijk blijken dat de hoogte van de onderhoudsbijdrage hoe dan ook (ongeacht de hoogte van de behoefte) zal worden begrensd door de draagkracht van de man.

Duidelijk is dat de behoefte van de kinderen samen op basis van de behoeftetabel van het tremarapport 2021, minimaal € 125,- per maand (het laatste tabelbedrag bij 6 punten) bedraagt op basis van enkel het inkomen van de man. De minimale behoefte van de kinderen bedraagt dus in ieder geval € 125,- per maand en waarschijnlijk is de behoefte hoger.

Cursussen binnenkort:

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Geen vervangende toestemming voor vaccinatie tegen corona

Nr: 22040 Rechtbank Amsterdam, 30-03-2022 ECLI:NL:RBAMS:2022:1761 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:253a BW

Rechtsvraag

Kan de vader in kort geding vervangende toestemming krijgen om de vijfjarige zoon tegen corona te vaccineren?

Overweging

[minderjarige] is een gezond kind, zonder een speciale medische voorgeschiedenis. Hoewel vader stelt dat hij [minderjarige] regelmatig heeft getest en hij steeds negatief testte, is niet uitgesloten dat [minderjarige] al corona heeft gehad en beschermd is tegen MIS-C. Ook als hij nog geen corona heeft gehad, is de kans dat een coronabesmetting bij hem leidt tot MIS-C zeer klein. Op grond van de op dit moment bekende gegevens over de risico’s bij een besmetting met Covid-19 is de conclusie dat een vaccinatie tegen corona voor [minderjarige] voordelen biedt, maar voor hem niet noodzakelijk is om ernstig gevaar te voorkomen. Daar moet bij worden opgemerkt dat dit anders kan komen te liggen als zich een nieuwe gevaarlijker variant van het virus zou ontwikkelen of als nieuw wetenschappelijk onderzoek daartoe aanleiding geeft.

De samenleving is sinds 23 maart 2022 weer volledig open. In ieder geval lijkt de pandemie op dit moment op zijn retour. Niet gebleken is dat [minderjarige] wordt belemmerd bij activiteiten die goed zijn voor zijn ontwikkeling, zoals school of sport, omdat hij niet is gevaccineerd. Ook bezoekt hij zijn opa en oma (van vaderszijde). Dat vader vanwege die bezoeken een vaccinatie voor [minderjarige] wenselijk vindt, omdat het coronavirus mogelijk gezondheidsrisico’s meebrengt voor opa en oma, is begrijpelijk, maar dit risico kan ondervangen worden door bij [minderjarige] een thuistest af te nemen.

Alles afwegend is er op dit moment geen ernstige noodzaak om [minderjarige] te laten vaccineren tegen het coronavirus, zodat het, nu moeder de noodzakelijke toestemming (nog) niet geeft, niet in het belang van [minderjarige] is om aan vader vervangende toestemming daarvoor te geven.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Tijdelijk lagere kinderalimentatie vanwege corona

Nr: 21067 Rechtbank Amsterdam, 06-05-2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:2179 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:401 BW

Rechtsvraag

Welke invloed heeft corona op de draagkracht van de man?

Overweging

De man stelt dat de vrouw ten onrechte is uitgegaan van zijn inkomensgegevens uit 2019. Door de Corona crisis is zijn inkomen namelijk drastisch gewijzigd. Hij heeft een eigen onderneming en werkte tot medio 2020 daarnaast in de avonduren in de schoonmaakbranche. Zijn onderneming betreft een kledingreparatiezaak annex stomerij. Het grootste gedeelte van zijn inkomen genereerde hij uit zijn stomerij. Als gevolg van de Corona crisis zijn de stomerij-inkomsten sterk teruggelopen. Daarnaast is zijn dienstverband in de schoonmaakbranche beëindigd. De man heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij thans een Tozo uitkering ontvangt van € 1.052,32 per maand en een Tonk uitkering van € 408,67 per maand. Zijn inkomen bedraagt aldus op dit moment slechts € 1.461,- per maand. Dit is echter ook nog eens tijdelijk. Hij kan er niet op rekenen dat hij deze uitkeringen blijft ontvangen. Hij beaamt dat hij wellicht aanspraak kan maken op een werkeloosheidsuitkering vanwege de beëindiging van zijn contract in de schoonmaakbranche maar hij heeft het te druk gehad om deze mogelijkheid te onderzoeken. Dit laat volgens hem onverlet dat de situatie hoe dan ook dermate nijpend is dat hij geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van de kinderen.

De rechtbank overweegt als volgt. De man heeft de hoogte van zijn inkomen in 2019 niet betwist. Hoewel de man heeft nagelaten de vrouw en de rechtbank volledig en onderbouwd met stukken te informeren over zijn huidige financiële situatie heeft hij wel aannemelijk gemaakt dat zijn inkomsten door de Corona crisis sinds 2020 drastisch zijn teruggelopen. Dit neemt echter niet weg dat de rechtbank van oordeel is dat de man wel enige draagkracht voor kinderalimentatie kan worden toegedicht. De rechtbank acht het aannemelijk dat de man op dit moment in staat moet zijn om in elk geval € 1.461,- per maand aan inkomen te genereren. Daarmee wordt zijn draagkracht volgens de toepasselijke draagkrachttabel uit het Rapport Alimentatienormen 2021 bepaald op € 65,- per maand voor twee kinderen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat weliswaar de Tozo en Tonk uitkeringen tijdelijk zijn en de man er niet vanuit kan gaan dat dit uitkeringsniveau gehandhaafd blijft, maar daar staat tegenover dat de man een zorgplicht voor de kinderen heeft. Het niet aanvragen van een werkeloosheidsuitkering mag bijvoorbeeld niet ten nadele van de kinderen komen. Dit is aan te merken als verwijtbaar inkomensverlies. Ook kan van de man verwacht worden dat hij zich inspant om desnoods op andere wijze inkomen te genereren. Al met al vindt de rechtbank het redelijk om van de man te verlangen dat hij op dit moment een bedrag van € 65,- per maand aan de kosten van de kinderen bijdraagt, zijnde € 32,50 per kind per maand, zodat de rechtbank de kinderalimentatie op dit bedrag zal vaststellen. Met ingang van 1 januari 2022 zal de rechtbank de bijdrage van de man in de kosten van de kinderen vaststellen op het door de vrouw verzochte bedrag van € 227,- per kind per maand. Dit geeft de man voldoende tijd om zijn inkomensniveau te herstellen -in dezelfde branches als voorheen en/of in een andere branche- en terug te brengen naar het niveau van voor de Corona crisis.

 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Kinderalimentatie en woonlasten

Nr: 21061 Rechtbank Amsterdam, 03-05-2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:2174 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:401 BW

Rechtsvraag

Is er aanleiding de kinderalimentatie te wijzigen nu de man door eigen keuze hogere woonlasten heeft gekregen?

Overweging

Nee. De man heeft zowel zijn vorige woning als zijn huidige woning zelf gefinancierd. De vorige woning was betaald uit dividend. Het hof heeft toen geoordeeld dat om die reden geen rekening zou worden gehouden met de forfaitaire woonlast. In plaats daarvan achtte het hof het redelijk om rekening te houden met een netto woonlast van € 200,-. Ten aanzien van de huidige woning heeft de man een andere keuze gemaakt en heeft hij de woning gefinancierd middels een lening van zijn BV. Ter zitting heeft de man verklaard dat hij de woning makkelijk zelf kan betalen en dat de BV wederom voldoende liquide middelen bevat om de woning uit dividend te betalen maar dat hij uit fiscale overwegingen een andere keuze heeft gemaakt.  

De rechtbank is van oordeel dat het de man’s goed recht is om fiscale motieven te betrekken bij de financieringswijze van zijn woning. Dit is alleen niet zo als een dergelijke keuze ten koste gaat van zijn bijdrage in de kosten van [minderjarige 1]. Het betreft immers een vrijwillige keuze. Het is niet zo dat een vrijwillig gemaakte fiscale keuze leidt tot een wijziging van omstandigheden op grond waarvan zijn bijdrage naar beneden toe moet worden bijgesteld. Daar komt bij dat ook de eigenwoninglening een papieren constructie zou kunnen zijn. Indien er namelijk daadwerkelijk door de man op wordt afgelost, had het op zijn weg gelegen om nadat de vrouw de aflossingen had betwist, op zijn minst bankafschriften over te leggen waaruit deze aflossingen blijken. Dit nalaten komt voor zijn rekening en risico en in geen geval kan op deze grond geconcludeerd worden dat de beschikking van het hof van 25 september 2018 niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Geen gezagsbeëindiging ook al ligt perspectief niet bij ouders

Nr: 21051 Rechtbank Amsterdam, 21-04-2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:2007 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:266 BW, 8 EVRM

Rechtsvraag

Dient het gezag over een 17-jarige minderjarige te worden beëindigd gezien het perspectief dat niet bij de ouders ligt?

Overweging

Een belangrijk argument dat door de Raad en JBRA wordt aangedragen is dat er, gelet op de aanvaardbare termijn, duidelijkheid moet komen voor de ouders en [minderjarige] over zijn toekomstperspectief en dat een gezagsbeëindiging deze duidelijkheid schept, nu terugplaatsing bij de ouders niet meer aan de orde is. De rechtbank is echter van oordeel dat in het licht van de vereisten die voortvloeien uit artikel 8 EVRM gezagsbeëindiging niet noodzakelijk is om de gewenste duidelijkheid over het toekomstperspectief van een minderjarige te bewerkstelligen. Naar het oordeel van de rechtbank moet het dragen van de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding niet zodanig worden uitgelegd dat de minderjarige daadwerkelijk weer bij de ouders komt wonen. Onder bepaalde omstandigheden kan die verantwoordelijkheid ook op afstand worden uitgeoefend. In een situatie waarin ouders instemmen met een uithuisplaatsing van een minderjarige in een residentiele instelling, zonder dat sprake is van nieuwe opvoeders voor de minderjarige, en ouders meewerken aan de plaatsing en de hulpverlening terwijl zij op afstand betrokken blijven in het leven van de minderjarige, dragen zij op juiste wijze hun verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun zoon. 

Gelet op het bovenstaande concludeert de rechtbank dat een gezagsbeëindiging onder de huidige omstandigheden niet proportioneel is ten opzichte van het beoogde doel en daarmee niet voldoet aan art. 8 EVRM en niet in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank wijst het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de ouders dus af. Er loopt ten aanzien van [minderjarige] een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing en deze minder ingrijpende inbreuk op het gezinsleven volstaat in deze situatie. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Geen verknochtheid gouden sieraden aan de vrouw

Nr: 17235 Rechtbank Amsterdam, 15-11-2017 ECLI:NL:RBAMS:2017:8236 Jurisprudentie Geschilbeslechting Huwelijksvermogensrecht 1:94 BW

Rechtsvraag

Zijn de gouden sieraden en munten die partijen bij het huwelijk hebben gekregen verknocht aan de vrouw?

Overweging

Goederen die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, vallen slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Niet gesteld noch gebleken is dat de sieraden aan de vrouw zijn geschonken onder voorwaarde dat deze niet in enige gemeenschap van goederen zouden vallen. Het antwoord op de vragen of een goed op bijzondere wijze aan één der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt hangt af van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. Het feit dat het de vrouw is die de sieraden kan dragen en de door de vrouw aangevoerde aspecten ten aanzien van de gelegenheid van de verkrijging brengen niet met zich mee dat deze sieraden aan de vrouw zijn verknocht. De sieraden vallen naar het oordeel van de rechtbank in de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen en dienen in de verdeling te worden betrokken.

Lees verder
 

Vordering wegens verduistering valt niet in gemeenschap

Nr: 17088 Rechtbank Amsterdam, 12-04-2017 ECLI:NL:RBAMS:2017:2418 Jurisprudentie Geschilbeslechting Huwelijksvermogensrecht
Fiscale aspecten
1:94 lid 3 BW

Rechtsvraag

Is de schuld van ruim 300.000 euro in het kader van de echtscheiding verknocht aan de man, nu deze is ontstaan door strafrechtelijke handelen van de man en zij daarvan op geen enkele wijze heeft geprofiteerd?

Overweging

Ja, gebleken is dat de man de echtelijke woning eind december 2011 (rond de kerst) heeft verlaten en partijen sindsdien geen gezamenlijke huishouding meer hebben gevoerd. De man heeft verklaard dat hij de gelden van zijn voormalige werkgever in 2014 en 2015 heeft verduisterd en dat hij daarvan rekeningen heeft betaald, onder meer voor de echtelijke woning en zijn woning in Kroatië, waar hij op dat moment verbleef. De rechtbank kan evenwel niet vaststellen of de man in die periode de lasten van de echtelijke woning, welke in dat geval mede ten behoeve van de vrouw zijn betaald, heeft voldaan van de door hem verduisterde gelden of van zijn reguliere inkomen dat hij destijds nog ontving uit hoofde van zijn dienstverband. Derhalve is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat de vrouw heeft geprofiteerd van de door de man verduisterde gelden. Daarentegen staat wel vast dat de man is veroordeeld tot terugbetaling van deze gelden wegens zijn onrechtmatig handelen. Op grond van deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat de schuld van de man aan hem is verknocht, welke verknochtheid zich er tegen verzet dat de schuld in de gemeenschap valt. Dit brengt mee dat de vrouw niet draagplichtig is voor deze schuld, ook niet ten opzichte van derden nu de schuld niet tot de gemeenschap behoort.

Lees verder