VAKnieuws 2024
sorteer op datum sorteer op nummer | |
---|---|
24016
Gezag van gewijsde van een oordeel over het toepasselijke rechtGerechtshof Den Haag, 20-02-2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:262 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingIPR Huwelijksvermogensrecht Procesrecht artikel 236 lid 1 Rv Rechtsvraag Strekt het gezag van gewijsde van een in kracht van gewijsde gegane beschikking over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, zich ook uit tot het aan die verdelingsbeslissing ten grondslag gelegde oordeel over het toepasselijke recht? OverwegingHet hof beantwoordt deze vraag bevestigend. In de echtscheidingsprocedure tussen partijen heeft de rechtbank beslist dat het Nederlands recht van toepassing is op het tussen partijen geldende huwelijksvermogensregime, en dat naar Nederlands recht tussen partijen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen geldt. Tevens heeft de rechtbank partijen bevolen over te gaan tot verdeling van hun huwelijksgemeenschap met benoeming van een notaris en onzijdige personen. De man is niet tegen die beschikking in hoger beroep gegaan. Die beschikking is daarom in kracht van gewijsde gegaan. In deze procedure heeft de vrouw de verdeling van de voormalige echtelijke woning gevorderd. De man stelt het toepasselijk recht op het tussen partijen geldende huwelijksvermogensregime aan de orde omdat hij vindt dat de rechtbank in de echtscheidingsprocedure onterecht heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is. Het hof oordeelt dat nu het oordeel over het toepasselijke recht dragend is geweest voor de beslissing over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, het gezag van gewijsde zich ook uitstrekt tot het oordeel over het toepasselijke recht.
Binnenkort:
Procederen in erfrechtzaken |
|
24008
Aangaan huwelijkse voorwaarden geen fraus legis omdat niet vast stond dat de erflater als eerste zou overlijden.Hoge Raad der Nederlanden, 16-02-2024 ECLI:NL:HR:2024:239 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingErfrecht Fiscale aspecten Huwelijksvermogensrecht 11 lid 4 SW; 12 SW Rechtsvraag Wanneer is het aangaan van huwelijkse voorwaarden binnen 180 dagen voor overlijden erflater ‘fraus legis’? OverwegingMinder dan 180 dagen voor het overlijden van de erflater zijn de met elkaar gehuwde erflater en belanghebbende huwelijkse voorwaarden aangegaan, bepalende dat aan de belanghebbende 90% van het huwelijksvermogen toekomt en aan de erflater 10%. Belanghebbende is de enige erfgenaam van de erflater. De Inspecteur heeft een aanslag erfbelasting opgelegd uitgaande van een 50/50 verdeling van de gemeenschap van goederen. De Inspecteur beroept zich op fraus legis. De Hoge Raad oordeelt dat het beroep van de Inspecteur op fraus legis niet slaagt. De Hoge Raad overweegt dat van fraus legis sprake kan zijn als (a) het ontstaan van erfbelasting het doorslaggevende motief is geweest voor het aangaan van de huwelijkse voorwaarden, en bovendien (b) het in strijd zou komen met doel en strekking van artikel 1, lid 1, aanhef en onder 1, Successiewet (hierna: SW) indien de vermogensverschuiving ten gevolge van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden en het vervolgens overlijden van één van de echtgenoten niet zou worden aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht. Van dit laatste is volgens de Hoge Raad sprake als op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker is dat de echtgenoot die daardoor voor het kleinste deel is gerechtigd tot het gemeenschappelijk vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot, en dat de vermogensverschuiving zich door dat overlijden zal voltrekken. Dat is in dit geval niet komen vast te staan. De Hoge Raad oordeelt verder dat het hof terecht heeft geoordeeld dat niet sprake is van een schenking die binnen 180 dagen voor het overlijden van de erflater heeft plaatsgevonden, zoals bedoeld in artikel 12 SW. Wel is sprake van een beding in de zin van artikel 11 lid 4 SW, maar dat leidt er niet toe dat er sprake is van verkrijging krachtens erfrecht. Uit de tekst en wetsgeschiedenis van deze bepaling kan niet worden afgeleid dat de wetgever bedoeld heeft om ook een verkrijging krachtens erfrecht aan te nemen wanneer de langstlevende echtgenoot na het overlijden van de andere echtgenoot op grond van de huwelijkse voorwaarden meer dan de helft van de gemeenschappelijke goederen toekomt. |
|
24009
Maatstaf voor het gelasten van een DNA-onderzoek.Hoge Raad der Nederlanden, 16-02-2024 ECLI:NL:HR:2024:252 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingVaststelling vaderschap 1:207 BW; 194 lid 1 Rv. Rechtsvraag Wanneer zijn er bij een verzoek tot vaststelling vaderschap voldoende feiten gesteld om een DNA-onderzoek te gelasten? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat op grond van artikel 1:207 BW het ouderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld op de grond dat de man de verwekker van het kind is. De rechter kan op grond van artikel 194 lid 1 Rv een DNA-onderzoek bevelen. Daarvoor is noodzakelijk en voldoende dat de moeder feiten en/of omstandigheden stelt die de conclusie rechtvaardigen dat de man de verwekker van het kind kan zijn. Niet hoeft vast te staan dat de man de verwekker van het kind is of zelfs dat de man geslachtsgemeenschap met de moeder heeft gehad in de periode waarin het kind is verwekt. |
|
24004
Verwarring over de reikwijdte van artikel 807 Rv.Hoge Raad der Nederlanden, 09-02-2024 ECLI:NL:HR:2024:212 Jurisprudentie - RechtseenheidProcesrecht 807 Rv, 1:265d BW Rechtsvraag Staat het hoger beroep open tegen een beslissing ex artikel 1:265d? OverwegingArtikel 807 Rv heeft hoger beroep tegen beslissingen ex artikel 1:265 BW uitgesloten. Tegen beslissingen ex artikel 1:265a tot en met 1:265j staat het hoger beroep wel open. Het oordeel van het hof dat tegen beslissingen ex artikel 1:265d BW geen hoger beroep open staat, is onjuist.
Binnenkort:
Praktische Update Familieprocesrecht |
|
24007
Verwijtbaar inkomensverlies kan niet hersteld worden, maar wel voor beperkte duur met vermogen gecompenseerd worden.Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-02-2024 ECLI:NL:GHSHE:2024:379 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingAlimentatie 1:401 BW Rechtsvraag Is er sprake van verwijtbaar en voor herstel vatbaar inkomensverlies? OverwegingDe man is met een vaststellingsovereenkomst uit dienst getreden. Hij is overgestapt naar een ander werkgebied en is als ondernemer aan de slag gegaan. Zijn inkomen is zodanig gedaald dat hij uit zijn inkomen de vastgestelde partneralimentatie niet kan betalen. Het Hof oordeelt dat de man onvoldoende heeft gedaan om een baan te vinden waarmee hij een vergelijkbaar inkomen of in ieder geval voldoende inkomen kan verwerven, zodat hij aan zijn onderhoudsverplichting kan voldoen. Van de man kan niet verwacht worden dat hij naar het buitenland verhuist zodat hij hetzelfde soort werk kan doen. Wel kan van hem verwacht worden dat hij op lagere functies solliciteert, waarmee hij alsnog voldoende inkomen kan verwerven om aan zijn onderhoudsverplichting te voldoen. Inmiddels heeft de man ook te maken met psychische problemen en lijkt hij niet langer in staat om voldoende inkomen te verwerven om partneralimentatie te betalen. Van de man kan echter verwacht worden dat hij zijn woning verkoopt, zodat hij met de aanzienlijke overwaarde aan zijn onderhoudsplicht kan voldoen. Wel vindt het hof de situatie van de man reden om de partneralimentatie in duur te beperken. Nu de partneralimentatie in duur wordt beperkt, vindt het hof het niet redelijk om een jusvergelijking toe te passen. |
|
24005
Bij een beroep op de wilsvertrouwensleer is ook de zorgplicht van de notaris van belang.Hoge Raad der Nederlanden, 02-02-2024 ECLI:NL:HR:2024:165 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingEchtscheiding Huwelijksvermogensrecht 1:115 BW, 3:33 BW, 3:35 BW, 43 lid 1 Wna. Rechtsvraag Speelt de betrokkenheid van de notaris bij de wijziging van de huwelijkse voorwaarden een rol bij de vraag of een echtgenoot er op mocht vertrouwen dat de wil van zijn echtgenote overeen kwam met haar verklaring? OverwegingDe Hoge Raad overweegt dat huwelijkse voorwaarden enkel bij notariële akte kunnen worden gewijzigd, mede omdat de betrokkenheid van de notaris strekt ter bescherming van de echtgenoten. Op de notaris rust een zorgplicht om naar vermogen te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van juridische onkunde en feitelijk overwicht. Op grond van artikel 43 lid 1 van de Wet op het notarisambt dient de notaris partijen zo nodig te wijzen op de gevolgen die voor hen of een van hen uit de inhoud van de (gewijzigde) akte voortvloeien. Daarbij dient de notaris ook te controleren of partijen die gevolgen begrijpen. Dit geldt des te meer wanneer de gevolgen voor partijen of een van hen nadeliger of riskanter zijn. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter bij een beroep op vernietiging en de wilsvertrouwensleer dient te onderzoeken of de notaris aan deze zorgplicht zoals door de Hoge Raad omschreven, heeft voldaan. |
|
24006
Verzoek tot vervangende toestemming erkenning: instemming daad van verwekking bij kunstmatige bevruchting.Hoge Raad der Nederlanden, 02-02-2024 ECLI:NL:HR:2024:148 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingAlgemeen Erkenning 1:204 lid 4 BW Rechtsvraag Wanneer is bij kunstmatige bevruchting sprake van instemming met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat bij kunstmatige bevruchting onder een ‘daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad’ in de zin van artikel 1:204 lid 4 BW het gehele traject van kunstmatige bevruchting verstaan wordt. Het gaat dus niet enkel om het moment van bevruchting of het moment van plaatsing van de embryo in de baarmoeder. Van ‘instemming als levensgezel’ als bedoeld in die bepaling is dan pas sprake als de levensgezel en de moeder samen hebben besloten om langs de gevolgde weg van kunstmatige bevruchting (te proberen) een kind te krijgen.
Binnenkort:
Executele versus vereffening |