VAKnieuws 2023

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
23027

Stelplicht en bewijslast bij vraag of sprake is van lening dan wel investering

Hoge Raad der Nederlanden, 21-04-2023 ECLI:NL:HR:2023:639
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Huwelijksvermogensrecht
150 Rv, 1:114 BW
Rechtsvraag

 Is door de vrouw aan de man ten behoeve van de aankoop van de woning verstrekt bedrag aan te merken als lening of investering? 

Overweging

Volgens onderdeel 4 van het middel heeft het hof miskend dat het aan de man was om zijn stelling te onderbouwen en te bewijzen dat de vrouw tussen 21 en 31 augustus 2012 van gedachte is veranderd ten aanzien van de grondslag van de betaling van € 435.000,--. Het onderdeel slaagt. Vanuit het uitgangspunt dat de vrouw het bedrag van € 435.000,-- aanvankelijk aan de man heeft geleend, welke mogelijkheid het hof in het midden heeft gelaten, levert het betoog van de man dat de lening later is gewijzigd in een investering een bevrijdend verweer op, ten aanzien waarvan de man de stelplicht en de bewijslast draagt. Het hof heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat de vordering tot terugbetaling van het bedrag alleen toewijsbaar is indien de vrouw niet alleen bewijst dat zij het bedrag van € 435.000,-- aan de man heeft geleend, maar ook dat zij haar aandeel in de woning om niet heeft verkregen.


 
23028

Erfrecht: ingebrachte stukken bij opheffing vereffening

Hoge Raad der Nederlanden, 21-04-2023 ECLI:NL:HR:2023:662
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Erfrecht
4:209 BW
Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geoordeeld dat met de keuze om de bepaalde bijlagen in het geding te brengen, de vereffenaar respectievelijk de rechter-commissaris hebben bewerkstelligd dat deze bijlagen ter kennis van de erfgenaam moeten worden gebracht?

Overweging

Art. 4:209 BW bepaalt onder meer dat indien de geringe waarde der baten van een nalatenschap daartoe aanleiding geeft, de kantonrechter op verzoek van de vereffenaar of een belanghebbende de opheffing van de vereffening kan bevelen. Op een verzoek tot opheffing wordt de verzoeker gehoord of behoorlijk opgeroepen, alsmede voor zover zij bestaan en bekend zijn, de erfgenamen, de vereffenaar en de boedelnotaris. Indien een rechter-commissaris is benoemd, komt de in de eerste zin bedoelde bevoegdheid, op voordracht van de rechter-commissaris, aan de rechtbank toe.

De rechter-commissaris heeft de voordracht tot opheffing van de vereffening onderbouwd door verwijzing naar de brief van de vereffenaar van 11 juni 2020 en diens aanvullende email van 20 juli 2020. Bij de genoemde brief behoren vier bijlagen. De rechter-commissaris heeft deze bijlagen niet in het geding gebracht (zie rov. 2.13 van de bestreden beschikking). Nu het geding aanvangt met de voordracht van de rechter-commissaris tot opheffing van de vereffening, is hetzij onjuist, hetzij onbegrijpelijk het oordeel van het hof in rov. 4.4.5 dat ervoor is gekozen de bijlagen in het geding te brengen. Het onderdeel slaagt dus.


 
23030

GGZ (zorgmachtiging): praktische omstandigheden rechtvaardigen beeldbellen door psychiater niet

Hoge Raad der Nederlanden, 21-04-2023 ECLI:NL:HR:2023:663
Jurisprudentie - Rechtsontwikkeling
GGZ
6:4 Wvggz
Rechtsvraag

Mocht de psychiater bij zijn onderzoek volstaan met beeldbellen met betrokkene?

Overweging

De psychiater dient het in de Wvggz voor de diverse vormen van verplichte zorg voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken, maar ook andere omstandigheden kunnen meebrengen dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet of slechts beperkt mogelijk is. In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel.

Uit de toelichting van de psychiater in de medische verklaring blijkt niet van omstandigheden die kunnen meebrengen dat een onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk was. De daarin vermelde omstandigheden (zoals personele schaarste, vermindering van reisbewegingen, positieve ervaringen die zijn opgedaan met beeldbellen) zijn van algemene aard en brengen niet mee dat in dit concrete geval een onderzoek in fysieke aanwezigheid van betrokkene redelijkerwijs niet mogelijk was, zoals bedoeld in de hiervoor in 3.2 vermelde rechtspraak (niet opgenomen, red.). Het stond de rechtbank niet vrij om desondanks de verzochte zorgmachtiging te verlenen.
De omstandigheid dat betrokkene volgens de medische verklaring is ingegaan op het voorstel om het onderzoek te doen via beeldbellen doet niet af aan hetgeen hiervoor is overwogen.

(zie ook Hoge Raad 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:666)


 
23031

GGZ (voortzetting crisismaatregel): tijdgebrek rechtvaardigt beeldbellen door psychiater niet

Hoge Raad der Nederlanden, 21-04-2023 ECLI:NL:HR:2023:665
Jurisprudentie - Rechtsontwikkeling
GGZ
7:7 Wvggz
Rechtsvraag

Mocht de psychiater bij zijn onderzoek volstaan met beeldbellen met betrokkene?

Overweging

De psychiater dient het in de Wvggz voor de diverse vormen van verplichte zorg voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een weigering van de betrokkene om aan een onderzoek mee te werken, maar ook andere omstandigheden kunnen meebrengen dat onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene niet of slechts beperkt mogelijk is. In die gevallen zal, met het oog op de beoogde maatregel, steeds op de best mogelijke manier moeten worden getracht inzicht te verkrijgen in de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene en de noodzaak tot het treffen van de beoogde maatregel.

In de medische verklaring heeft de psychiater niet toegelicht waarom betrokkene niet in diens fysieke aanwezigheid maar via beeldbellen is onderzocht. Ter zitting heeft een arts verklaard (zie hiervoor in 2.4) dat beoordelingen door de psychiater in het kader van de Wvggz heel vaak worden verricht door middel van beeldbellen en dat dit een logistieke achtergrond heeft: op zondagen is in de regio Noord-Holland-Noord één psychiater verantwoordelijk voor de hele noordkant en gelet op de reisafstanden lukt het vaak niet om in crisissituaties een fysiek medisch onderzoek te verrichten. 

De verklaring van de arts ter zitting houdt in dat de keuze van de psychiater om betrokkene via beeldbellen te onderzoeken berust op de algemene omstandigheid dat op zondagen slechts één psychiater in de regio Noord-Holland-Noord beschikbaar is. Uit hetgeen hiervoor in 3.2 is overwogen volgt echter dat een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene uitgangspunt dient te zijn en dat van dit uitgangspunt slechts kan worden afgeweken indien een onderzoek in fysieke aanwezigheid van de betrokkene in de omstandigheden van het concrete geval redelijkerwijs niet mogelijk is. De omstandigheid dat ten aanzien van de betrokkene sprake is van een crisissituatie die – in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf – zo spoedig mogelijk moet worden beëindigd, kan hierbij een rol spelen, maar is op zichzelf niet voldoende. 

Uitgaand van de verklaring van de arts ter zitting vond het onderzoek plaats op een moment waarop in de regio slechts één psychiater beschikbaar was. De verklaring houdt echter niet in dat het op dat moment voor deze psychiater redelijkerwijs niet mogelijk was betrokkene in diens fysieke aanwezigheid te onderzoeken. De klacht is derhalve gegrond. 


 
23032

Gegevensverstrekking in familiezaken

Hoge Raad der Nederlanden, 21-04-2023 ECLI:NL:HR:2023:658
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Procesrecht
29 Rv, 6 EVRM, 8 EVRM, 6 AVG
Rechtsvraag

Zijn gerechten verplicht om aan anderen dan partijen informatie te verstrekken over civiele procedures die aanhangig zijn of zijn geweest?

Overweging

In zaken die met gesloten deuren zijn behandeld, wordt uitsluitend een geanonimiseerd afschrift of uittreksel van de uitspraak verstrekt (art. 29 lid 4 Rv). Onder vonnissen, arresten en beschikkingen zijn begrepen stukken die bij de uitspraak zijn gevoegd, maar van andere tot een procesdossier behorende stukken wordt geen afschrift of uittreksel aan derden verstrekt (art. 29 lid 3 Rv).


 
23029

GGZ: zorgmachtiging voor twee jaar en nawerking onder de Wet Bopz

Hoge Raad der Nederlanden, 14-04-2023 ECLI:NL:HR:2023:564
Jurisprudentie - Rechtseenheid
GGZ
Algemene vaardigheden
6:5 Wvggz
Rechtsvraag

Is voldaan aan vereiste dat betrokkene afgelopen vijf jaar aaneengesloten gedwongen zorg heeft ontvangen? 

Overweging

Uit de stukken blijkt dat bij beschikking van 6 april 2017 ten aanzien van betrokkene een voorlopige machtiging als bedoeld in art. 2 Wet Bopz (oud) is verleend voor de periode van 6 april 2017 tot 6 oktober 2017. De officier van justitie heeft vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van die voorlopige machtiging, te weten op 15 september 2017, verzocht om een voorwaardelijke machtiging als bedoeld in art. 14a Wet Bopz (oud), welke voorwaardelijke machtiging bij beschikking van 18 oktober 2017 is verleend. Een dergelijke voorwaardelijke machtiging strekte niet tot voortzetting van het (onvrijwillig) verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij die stand van zaken kon de op 6 april 2017 verleende voorlopige machtiging na het verstrijken van haar geldigheidsduur niet meer de grondslag vormen – langs de weg van zogeheten ‘nawerking’ – voor de verlening van gedwongen zorg, zo volgt uit de rechtspraak van de Hoge Raad over de Wet Bopz (oud).3

Het vorenstaande betekent dat in de periode die was gelegen tussen 6 oktober 2017 (de dag waarop de geldigheidsduur van de voorlopige machtiging verstreek) en 18 oktober 2017 (de dag waarop de voorwaardelijke machtiging werd verleend) geen wettelijke grondslag bestond voor het verlenen van gedwongen zorg aan betrokkene als bedoeld in art. 6:5, aanhef en onder c, Wvggz. De klacht slaagt dan ook.


 
23010

Ouderverstoting

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 12-04-2022 ECLI:NL:RBZWB:2022:8404
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Gezag en omgang
1:253a BW
Rechtsvraag

Is er sprake van ouderverstoting nu het kind steeds meer afkeer ontwikkelt jegens een van de ouders?

Overweging

Vast staat dat [minderjarige] vanaf de beëindiging van de relatie van partijen contact met de man heeft gehad volgens een door partijen overeengekomen contactregeling. (...)

De rechtbank stelt vast dat de relatie tussen de man en [minderjarige] tot in (oktober) 2019 nog goed was, zoals onder andere blijkt uit het rapport van de bijzondere curator van 10 juni 2019 en de verklaring van de man over het laatste contact met [minderjarige]. (...)

In deze zaak is [minderjarige] in toenemende mate een afkeer jegens de man gaan vertonen. (...)

Alles afwegende is er naar de visie van de rechtbank sprake van Parental Alienation, conform de uitleg van dat begrip in het rapport van het Expertteam Ouderverstoting/Complexe omgangsproblematiek. Dit blijkt ook uit het feit dat [minderjarige] aangeeft dat hij geen contact wil met de man en zelfs de man pijn zal doen als hij de man ziet. In 2019 was er nog sprake van een goede band tussen [minderjarige] en de man. Nadien, nadat het contact met de man is verbroken is [minderjarige] in toenemende mate afkeer van de man gaan vertonen. Blijkens het rapport van de bijzondere curator, het rapport voortvloeiende uit het ouderschapsonderzoek en ook naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken kan de rechtbank de 11 in het visiedocument beschreven en hierboven genoemde gronden uitsluiten als mogelijke oorzaken van de afkeer die [minderjarige] laat zien. 

Tijdens de mondelinge behandeling is slechts kort het begrip Parental Alienation benoemd en is niet of nauwelijks gesproken over de mogelijke implicaties daarvan. Nu er naar de visie van de rechtbank sprake is van Parental Alienation, zal de rechtbank partijen alsnog in de gelegenheid stellen om hierop inhoudelijk te reageren. En dan met name welke consequenties partijen hieraan willen verbinden alvorens de rechtbank een (eind)beschikking zal geven. Van de vrouw wenst de rechtbank te vernemen of zij na deze vaststelling door de rechtbank alsnog bereid is om aan behandeling, zoals tijdens de mondelinge behandeling voorgesteld, mee te werken. Dit betreft dan behandeling van beide partijen afzonderlijk bij Fivoor of een soortgelijke instelling.


 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.