VAKnieuws 2015
sorteer op datum sorteer op nummer | |
---|---|
15035
Herstelmogelijkheid bij verzuim indiening wrakingsverzoekHoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3629 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingProcesrecht 39 lid 1, 281, 362 Rv Rechtsvraag Kan een wrakingsverzoek buiten behandeling worden gelaten zonder gelegenheid te geven het verzuim te herstellen dat het verzoek niet is ondertekend door een advocaat? OverwegingNee, het hof blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het voorschrift van art. 39 lid 1 Rv buiten toepassing te laten op de grond dat het wrakingsverzoek niet was ondertekend door een advocaat. Aan de man had gelegenheid behoren te worden geboden dat verzuim te herstellen (vgl. art. 281 lid 1 in verbinding met art. 362 Rv). (Zie ook HR 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3633)
Binnenkort:
Procederen in erfrechtzaken |
|
15036
Reikwijdte van het bewust afwijken van wettelijke maatstaven bij alimentatieHoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3635 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingAlimentatie 1:401 lid 1 BW Rechtsvraag Geldt het bewust afwijken van de wettelijke maatstaven voor specifieke, voor de bepaling van de hoogte van het levensonderhoud relevante, posten, feiten of omstandigheden ook het overige deel van het convenant? OverwegingNee. Toepassing van de wettelijke maatstaven leidt in beginsel tot een redelijk evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van beide partijen. Dit pleit ervoor de inbreuk op dit evenwicht en de gevolgen daarvan, zich niet verder te doen uitstrekken dan partijen zijn overeengekomen. De door partijen overeengekomen inbreuk op deze bevoegdheid tot wijziging van een overeengekomen levensonderhoud moet niet ruimer worden uitgelegd dan de desbetreffende overeenkomst noodzakelijk meebrengt.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15037
Aanmerking overbruggingskrediet als normale bedrijfsuitoefening vereist motiveringHoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3606 Jurisprudentie - RechtseenheidHuwelijksvermogensrecht 1:88 BW Rechtsvraag Behoort een overbruggingskrediet tot de normale uitoefening van een bedrijf? OverwegingTegen de achtergrond van eerdere rechtspraak en in het licht van bedoelde stellingen, is zonder nadere motivering onbegrijpelijk hoe het hof tot het oordeel is gekomen dat het aangaan van het overbruggingskrediet behoort tot de rechtshandelingen die in de normale uitoefening van het bedrijf plachten te worden verricht. Deze stellingen komen immers erop neer dat – anders dan de bestaande kredietverlening (waaronder de door ING beschikbaar gestelde seizoensfaciliteit) – het overbruggingskrediet ertoe strekte de onderneming in staat te stellen op zeer korte termijn extern kapitaal aan te trekken, terwijl zonder dit externe kapitaal de beëindiging van de kredietrelatie en het faillissement van de onderneming aanstaande waren. De omstandigheid dat het overeengekomen overbruggingskrediet mede ertoe strekte de onderneming in staat te stellen haar normale bedrijfsuitoefening nog gedurende die te overbruggen periode voort te zetten, ontneemt aan deze rechtshandeling niet haar uitzonderlijke – met de acuut dreigende discontinuïteit van de onderneming samenhangende – karakter.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15041
Duiding aard rendementsvergoeding over huwelijksgoederengemeenschapHoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2087 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingHuwelijksvermogensrecht 81 RO, 3:166 lid 3 en/of 3:169 jo. 3:166 lid 3 BW Rechtsvraag Heeft het hof miskend dat de rendementsvergoeding over een niet eerder afgewikkelde huwelijksgoederengemeenschap is op te vatten als een ‘cumulatieve rendements-vergoeding’? Overweging81 RO. A-G: Het hof acht een dergelijke vergoeding niet in de twee arresten verwoord. Door voor de bepaling van wat in de twee arresten omtrent de aard en inhoud van de rendementsvergoeding is beslist, terug te vallen op de formulering van de twee arresten geeft het hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De inhoud van een beslissing in een rechterlijke uitspraak dient in ieder geval in eerste instantie te worden vastgesteld aan de hand van de bewoordingen waarmee de beslissing is kenbaar gemaakt. In het licht van de formulering van de overwegingen en beslissingen omtrent de rendementsvergoeding in het tussen- en eindarrest heeft het hof ook kunnen oordelen dat in die arresten sprake is van een ‘enkelvoudige rendementsvergoeding’. Uit dat oogpunt bezien is het oordeel ook niet onbegrijpelijk. |
|
15042
Geen oprekking van de limitatieve opzeggingsgronden voor omgangHoge Raad der Nederlanden, 18-12-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2277 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingGezag en omgang 80a RO, 1:377a lid 3 BW Rechtsvraag Heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat geen omgangsregeling wordt vastgesteld en daarmee de limitatief opgesomde gronden voor ontzegging van omgang onjuist opgerekt? Overweging80a RO, niet-ontvankelijkverklaring. A-G: Het hof heeft vooropgesteld dat het in het belang van de minderjarige is om contact met de man te hebben. Het hof heeft de man geenszins het recht op omgang ontzegd, maar heeft geoordeeld dat er ‘op dit moment’ geen mogelijkheden zijn om een begeleide omgang tussen de man en de minderjarige te bewerkstelligen. De omgangsregeling kan niet worden geëffectueerd, gelet op de door het hof genoemde omstandigheden (vrouw woont in België, Jeugdbescherming kan omgang niet begeleiden, inschakeling derde niet mogelijk).
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15038
Afwijzing verzoek om contra-expertise bij ondertoezichtstellingHoge Raad der Nederlanden, 11-12-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2386 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingProcesrecht 81 RO, 810a Rv Rechtsvraag Is het verzoek van de moeder om contra-expertise bij ondertoezichtstelling terecht afgewezen? Overweging81 RO. A-G: Het onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Het hof heeft de ratio van art. 810a lid 2 Rv in aanmerking genomen. In rov. 3.13 van de bestreden beschikking van het hof ligt besloten dat de moeder naar het oordeel van het hof voldoende gelegenheid heeft gekregen om gemotiveerd te kunnen weerspreken wat de Raad voor de Kinderbescherming en zijn deskundigen hebben aangevoerd over de noodzaak van de verzochte ondertoezichtstelling. Het hof heeft het benoemen van een deskundige strijdig geoordeeld met het belang van de minderjarigen.
Binnenkort:
Procederen in erfrechtzaken |
|
15039
Niet bewuste afwijking van de wettelijke maatstaven partneralimentatieHoge Raad der Nederlanden, 11-12-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2387 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingAlimentatie 81 RO, 1:401 BW Rechtsvraag Is het hof er terecht van uitgegaan dat partijen niet bewust zijn afgeweken van de wettelijke maatstaven voor partneralimentatie? Overweging81 RO. A-G: Het hof heeft in rov. 12 uitdrukkelijk overwogen dat uit het feit dat partijen geen (behoefte- en) draagkrachtberekening hebben gemaakt, niet kan worden afgeleid dat zij bewust van de wettelijke maatstaven hebben willen afwijken. Dat oordeel is alleszins begrijpelijk. Nu partijen een partneralimentatie hebben vastgesteld die, naar zij aannamen, behoeftedekkend zou zijn, ligt het voor de hand dat, zoals ook de man heeft gesteld, van een draagkrachtberekening is afgezien, omdat duidelijk was dat de draagkracht van de man voor de (behoeftedekkende) partneralimentatie toereikend was.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15040
Geen onderhoudsverplichting vóór inschrijving echtscheidingsbeschikkingHoge Raad der Nederlanden, 11-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3567 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingAlimentatie 1:402 BW Rechtsvraag Heeft het hof door de ingangsdatum van de alimentatie te bepalen op 17 april 2014 miskend dat de alimentatieverplichting niet mag ingaan vóór de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand? OverwegingVolgens vaste rechtspraak staat het de rechter niet vrij de bij de echtscheidingsbeschikking of latere uitspraak te bepalen partneralimentatie te doen ingaan op een eerdere datum dan die van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (vgl. HR 8 juli 1996, ECLI:NL:HR:1996:AC0478, NJ 1997/120 en HR 10 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2961, NJ 1999/795). Het hof heeft in rov. 3.1 vastgesteld dat de echtscheidingsbeschikking ten tijde van de mondelinge behandeling op 15 juli 2014 nog niet was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De klacht is dus gegrond. |
|
15029
Uitsluiting wettelijke indexering alimentatie bij gelijkblijvend inkomen mogelijkHoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3478 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingAlimentatie 1:402a lid 5 BW Rechtsvraag Is er ruimte voor (gedeeltelijke) uitsluiting wettelijke indexering van alimentatie bij gelijkblijvend inkomen? OverwegingJa. Het hof heeft zijn beslissing om de indexering niet uit te sluiten gebaseerd op zijn oordeel dat niet aannemelijk is dat het pensioen van de man in de toekomst verlaagd zal worden. Daarmee heeft het hof evenwel miskend dat ook indien aannemelijk is dat het inkomen van de man in de toekomst gelijk blijft, zoals de man heeft betoogd, grond kan bestaan de wettelijke indexering geheel of gedeeltelijk uit te sluiten. |
|
15028
Toepassingsbereik sanctie bij verrekening inkomsten of vermogenHoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3475 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingHuwelijksvermogensrecht 1:135 lid 3 BW Rechtsvraag Dient de sanctie van art. 1:135 lid 3 BW buiten toepassing te blijven indien tijdens de (appel)procedure waarin de verrekening wordt vastgesteld, verzwegen vermogen alsnog in de verrekening wordt betrokken? OverwegingIndien een van de echtgenoten na de uitspraak waarbij de verrekening is vastgesteld, ontdekt dat de ander een goed dat tot het te verrekenen vermogen behoort opzettelijk heeft verzwegen, zoek gemaakt of verborgen gehouden, kan eerstgenoemde zich in een eventuele appelprocedure op de sanctie van art. 1:135 lid 3 BW beroepen en de daaruit voortvloeiende vordering in die procedure kan instellen. Een andere opvatting zou tot het onwenselijke resultaat leiden dat gedurende de procedure in eerste aanleg de met de sanctie beoogde prikkel ontbreekt.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15030
Intrekking eigen uitspraak met instemming van partijen niet mogelijkHoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3476 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingProcesrecht 31, 32 Rv Rechtsvraag Kan een rechter een eigen uitspraak met instemming van partijen intrekken en opnieuw beslissen? OverwegingBuiten het toepassingsbereik van de art. 31 en 32 Rv kan de rechter niet zelf de rechtskracht van zijn uitspraak aantasten, ook niet met instemming van partijen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat die aantasting is voorbehouden aan de hogere rechter, aan wie door aanwending van een rechtsmiddel kan worden gevraagd een uitspraak uit de vorige instantie te vernietigen.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15031
Motiveringsgebrek bij toepassing kinderalimentatienormHoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3479 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingAlimentatie 1:404 lid 1 BW Rechtsvraag Heeft het hof miskend dat de vrouw gemotiveerd had gesteld dat afgeweken diende te worden van de kinderalimentatienorm? OverwegingJa, het hof had nader moeten motiveren waarom de kinderalimentatienorm van toepassing is, gezien hetgeen de vrouw heeft gesteld. Bij een netto maandinkomen van € 11.164 ligt het niet voor de hand dat die behoefte gelijk zou zijn aan de behoefte bij het hoogste destijds in de tabel voorkomende netto maandinkomen van € 5.000 of meer. (zie rov. 3.3.5) |
|
15032
Is de incidentele vordering voldoende gemotiveerd?Hoge Raad der Nederlanden, 04-12-2015 ECLI:NL:HR:2015:3480 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingProcesrecht 81 RO, 21 en 149-150 Rv Rechtsvraag Heeft het hof miskend dat de incidentele vordering van de man onvoldoende is gemotiveerd nu is gesteld dat de vordering enkel in het gewijzigd petitum is opgenomen en niet in het lichaam van het verweerschrift? Overweging81 RO. De A-G stelt voorop dat de beoordeling van de vraag of een partij een verzoek van de wederpartij voldoende heeft betwist een feitelijke kwestie is waarover in cassatie slechts zeer beperkt kan worden geklaagd. De man heeft in het lichaam van zijn verweerschrift tevens incidenteel appel wel degelijk (zij het summier) melding heeft gemaakt van de omstandigheid dat de vrouw aan hem geen gebruiksvergoeding voor de woning betaalt, en dat de man hierdoor wordt benadeeld. Het ‘nieuwe’ verzoek komt derhalve niet voor het eerst en uitsluitend in het petitum aan de orde. Tegen die achtergrond geeft het bestreden oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15033
Niet-ontvankelijkheid wegens verzuim appeldagvaarding in te schrijven in registerHoge Raad der Nederlanden, 27-11-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2012 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingProcesrecht 81 RO, 3:301 BW Rechtsvraag Heeft het hof tot onverkorte toepassing van 3:301 BW kunnen komen dan wel in zijn overwegingen terecht geen kenbare beschouwingen gewijd aan de specifieke bijzonderheden? Overweging81 RO. A-G: Gelet op het (doel van het) wettelijk voorschrift en de hiervoor genoemde rechtspraak geeft het bestreden oordeel van het hof niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Aan de door het middel aangevoerde omstandigheid mocht het hof gelet op de wettelijke regeling en de daarmee beoogde rechtszekerheid zonder nadere motivering voorbijgaan. Voorts zijn de overige genoemde omstandigheden – doorhaling van de hypotheek, gedwongen verkoop van de woning, en de waarde van de onroerende zaak – niet aangevoerd in de akte waarin de man zich heeft uitgelaten over de ontvankelijkheid, zodat sprake is van nova in cassatie.
Binnenkort:
Praktische Update Familieprocesrecht |
|
15020
Inhoud van niet meegewogen aanvullend verzoekschrift reeds in beroepschriftHoge Raad der Nederlanden, 20-11-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2006 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingProcesrecht 81 RO, 283 Rv, 1:253a BW Rechtsvraag Heeft het hof terecht geen acht geslagen op het aanvullend verzoekschrift dat na de mondelinge behandeling is ingediend? Overweging81 RO. Het hof heeft het aanvullend verzoekschrift dat na de mondelinge behandeling is ingediend, niet meegewogen. Er was niets afgesproken over indiening van aanvullende stukken en de vrouw heeft er niet op kunnen reageren. De A-G komt tot de conclusie dat de man reeds in het beroepschrift een dwangsom had verzocht, hetgeen is herhaald bij het aanvullend verzoekschrift. Het oordeel van het hof dat het verzoek van de man tot bepaling van een dwangsom ten laste van de vrouw reeds deel uitmaakt van zijn hoger beroep, is derhalve juist. (Zie onderdeel 2.5 van de Conclusie).
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
15022
Rechtsgeldigheid erfdeelbeperkend testament bij verzet erfgenaamHoge Raad der Nederlanden, 20-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3329 Jurisprudentie - RechtseenheidErfrecht 4:4 lid 1 BW Rechtsvraag Hoe verhoudt een voor erfgenamen beperkende testamentaire bepaling zich tot de vrijheid van de erfgenaam om erfrechtelijke bevoegdheden (bijv. benificiaire aanvaarding) uit te oefenen?
In een testament uit 1997 is opgenomen dat als een van de kinderen zich tegen enige bepaling van het testament of tegen de uitvoering daarvan verzet, het erfdeel van dat kind uitdrukkelijk tot zijn wettelijk erfdeel (legitieme portie) wordt beperkt. Een deel van de kinderen heeft de akte met vaststelling deelgerechtigdheid nalatenschap niet willen ondertekenen, hetgeen door de andere kinderen als verzet tegen uitvoering wordt gezien. OverwegingVoor zover bedoeld verzet berust op de uitoefening van erfrechtelijke bevoegdheden stuit het inroepen van de sanctie dan ook af op het bepaalde in art. 4:4 lid 1 BW (nietigheid rechtshandeling die erfrechtelijke bevoegdheden beperkt). Ook het oordeel van het hof dat dit slechts anders is indien dergelijke bevoegdheden worden misbruikt, is juist. Het vorenstaande wordt niet anders door het ten tijde van het verlijden van het testament op 23 juni 1997 geldende recht. Ook het op dat moment geldende art. 4:921 lid 2 (oud) BW – waarvan de inhoud overeenkwam met het tot 1 januari 1992 geldende art. 1370 lid 2 (oud) BW – leidde immers tot nietigheid van rechtshandelingen die de strekking hadden een persoon te belemmeren in zijn vrijheid om zijn erfrechtelijke bevoegdheden uit te oefenen (vgl. HR 25 oktober 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC9070, NJ 1986/308, rov. 3.2).
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
15023
Verzoek om plaatsing onder beschermingsbewind staand vermogen in BVHoge Raad der Nederlanden, 20-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3334 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingCuratele, bewind en mentorschap 1:441 lid 2 onder a BW Rechtsvraag Leidt plaatsing van onder bewind staand vermogen in een BV tot onttrekking aan toezicht door de kantonrechter? OverwegingJa. Het oordeel van het hof dat, wanneer de machtiging zou worden verleend, het onder beschermingsbewind gestelde vermogen in hoofdzaak aan het met wettelijke waarborgen omklede stelsel van toezicht door de kantonrechter zou worden onttrokken is niet onjuist of onbegrijpelijk, ook niet in het licht van de gestelde omstandigheden ter waarborging van controle. Met de beoogde handelingen verlaat het desbetreffende kapitaal immers het vermogen van de rechthebbende en gaat het behoren tot het vermogen van de besloten vennootschap. (rov. 3.3.4)
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
15024
Afwijkingsmogelijkheid van hoorplicht bij machtiging voortzetting inbewaringstellingHoge Raad der Nederlanden, 20-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3335 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingBopz 27, 29 Bopz, 261, 272 Rv Rechtsvraag Heeft de rechtbank terecht een voortzetting inbewaringstelling verleend zonder betrokkene te horen? OverwegingUitgangspunt is dat betrokkene voor het verhoor behoorlijk dient te zijn opgeroepen door de griffier. Onder omstandigheden kan worden afgezien van oproeping voorafgaand aan de behandeling. Daarbij spelen een rol: de aard van het gevaar, betrokkenes eigen beslissing tot onttrekking aan de inbewaringstelling, zijn onbekende verblijf mogelijk in het buitenland, en de zeer korte beslistermijn. |
|
15025
Verstrekken proces-verbaal mondelinge behandeling niet beleidsmatig te begrenzenHoge Raad der Nederlanden, 20-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3336 Jurisprudentie - RechtseenheidProcesrecht Bopz, 279 lid 4 Rv, 290 lid 2 Rv Rechtsvraag Mag een rechtbank het moment van verstrekken van proces-verbaal beleidsmatig laten afhangen van een verzoek van de Hoge Raad? OverwegingNee. Het verstrekken van een afschrift van een proces-verbaal mag niet afhankelijk worden gesteld van het al dan niet zijn ingesteld van een rechtsmiddel. Aan de voorschriften van artikel 279 lid 4 Rv (opmaking proces-verbaal mondelinge behandeling) en artikel 290 lid 2 Rv (verstrekking zo spoedig mogelijk) komt extra gewicht toe in zaken waarin de beslissing strekt tot vrijheidsbeneming.
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
15034
Inkorting voorlopige machtiging in casu niet nodigHoge Raad der Nederlanden, 20-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3346 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingBopz 2, 31 Wet Bopz Rechtsvraag Had de rechtbank de looptijd van de voorlopige machtiging had moeten inkorten, nu de feitelijke duur daarvan de wettelijke termijn van zes maanden overschrijdt? OverwegingNee. Nu het verzoek om voorlopige machtiging niet is ingediend voor het einde van de geldigheidsduur van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, mist art. 31 Wet Bopz toepassing. Het verzoek moet dan ook worden aangemerkt als een zelfstandig verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging. Deze machtiging is afgegeven binnen de in art. 9 lid 1 Wet Bopz bedoelde beslistermijn van drie weken. Er bestond dan ook geen beletsel de machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. |
|
15026
Haviltexmaatstaf bij haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingenHoge Raad der Nederlanden, 13-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3303 Jurisprudentie - RechtseenheidHuwelijksvermogensrecht 1:132 BW Rechtsvraag Is de Haviltexmaatstaf van toepassing als ex-echtgenoten ieder een haaks op elkaar staande bedoeling en verwachting hadden van de staande huwelijk gesloten vermogensovereenkomst? OverwegingAnders dan het hof heeft overwogen, is de Haviltexmaatstaf ook van toepassing indien partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beider interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is. Het hof had dan ook mede in het licht van de door partijen aangevoerde omstandigheden moeten vaststellen welke betekenis aan de desbetreffende passage in de overeenkomst (inzake vermogenstoedeling in een huwelijk) toekomt. |
|
15027
Indexeringspercentage alimentatie 2016 is 1,3%10-11-2015, bron: Beschikking van 30 oktober 2016, Staatscourant 2015, nr. 39055 Regelgeving - AlimentatieSamenvatting Het percentage waarmee de alimentatiebedragen met ingang van 1 januari 2016 worden verhoogd, is vastgesteld op 1,3. De jaarlijkse indexering van alimentaties vloeit voort uit artikel 1:402a lid 1 Burgerlijk Wetboek en volgt de algemene ontwikkeling van het loonpeil.
Binnenkort:
Masterclass Kinder- en partneralimentatie |
|
15018
Motivering 'strikte maatstaf' bij misbruik toestemming tot erkenning kindHoge Raad der Nederlanden, 06-11-2015 ECLI:NL:HR:2015:3244 Jurisprudentie - RechtseenheidGezag en omgang 1:204 lid 3 BW Rechtsvraag Heeft het hof de strikte maatstaf van rov. 3.5.3 van de beschikking HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386, NJ 2005/248 inzake misbruik van toestemming tot erkenning van een kind door een niet biologische vader voldoende gemotiveerd? OverwegingDe motivering van het hof is ontoereikend. Het hof is niet (kenbaar) ingegaan op de door de vrouw aangevoerde stellingen, onder meer inhoudende dat de vrouw toestemming aan verzoeker 2 tot erkenning van het kind heeft gegeven om de toen al geruime tijd bestaande gezinssituatie te bevestigen en de belangen van het kind te behartigen. Een verwekker die vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen maar dat heeft nagelaten, kan de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind aantasten met een beroep op misbruik van bevoegdheid, indien de door de moeder aan een andere man gegeven toestemming tot erkenning is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (de ‘strikte maatstaf’). Het hof heeft zijn oordeel in rov. 4.8 gegrond op de enkele omstandigheid dat de vrouw voldoende op de hoogte was van het feit dat de man zich als de biologische vader van het kind beschouwde en hem wilde erkennen. Dat is onvoldoende.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15021
Verdiepend onderzoek naar beschermingsbewind06-11-2015, bron: Kamerstukken II 2015/16, 24515, nr. 320 Regelgeving - Curatele, bewind en mentorschapSamenvatting Bij brief van 6 november heeft de staatssecretaris Sociale Zaken het verdiepend onderzoek naar beschermingsbewind aan de Tweede Kamer aangeboden. Het doel van het onderzoek is in beeld te brengen wat de achtergronden van de groei van het aantal onderbewindstellingen zijn, waarom beschermingsbewind in de praktijk wordt toegepast en hoe financiële zelfredzaamheid van onderbewindgestelden bevorderd kan worden. Uit het resultaat van het onderzoek blijkt dat er een stijging bestaat onder jongeren en mannen, voornamelijk vanwege problematische schulden en een verstandelijke beperking. Beschermingsbewind blijkt echter een effectief middel te zijn, doch er is verbetering te halen in het in kaart brengen van potentieel kwetsbare mensen om preventief te kunnen handelen.
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
15019
Antwoord op vragen inzake de initiatiefnota 'Opgroeien met opa en oma'05-11-2015, bron: Kamerstukken II 2015/16, 34168 Regelgeving - Gezag en omgangSamenvatting Bij brief van 5 november 2015 is een aantal vragen beantwoord naar aanleiding van de initiatiefnota 'Opgroeien met opa en oma' van de Tweedekamerleden Oskam en Keijzer. In deze nota wordt voorgesteld in de wet vast te leggen dat grootouders een omgangsrecht hebben met hun kleinkinderen. De vragen hebben onder meer betrekking op de vraag waarom grootouders er zijn uitgelicht om een aparte regeling voor te creëren, alsmede op de reikwijdte van het informatierecht van de grootouders tevens in het kader van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het kind.
Binnenkort:
Een draak van een (omgangs)zaak |
|
15016
Sanctie op niet-voldoen voorschot binnen de termijn, 196 RvHoge Raad der Nederlanden, 30-10-2015 ECLI:NL:PHR:2015:1718 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingEchtscheiding Procesrecht 80a lid 1 RO, 196 Rv, 1:150 BW Rechtsvraag Heeft het hof miskend dat het op grond van art. 196 lid 2 Rv gehouden was de stelling van de man dat het aan de gemeenschappelijke rekening onttrokken bedrag geheel uit zijn privévermogen afkomstig was als vaststaand aan te nemen, althans te motiveren waarom het niet van de juistheid van die stelling is uitgegaan? Overweging80a lid 1 RO, niet-ontvankelijkheid. De A-G licht toe dat art. 196 lid 2 Rv bepaalt dat wanneer een partij het voorschot niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet, de rechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. De rechter heeft de bevoegdheid – niet de verplichting – om aan het niet voldoen van het voorschot een hem passend voorkomende sanctie te verbinden. Waar de klacht de stelling impliceert dat de sanctie op het niet betalen van het voorschot door een partij categorisch moet zijn het in rechte als vaststaand aanmerken van de feitelijke stellingen van de wederpartij, berust zij op een onjuiste rechtsopvatting.
Binnenkort:
Procederen in erfrechtzaken |
|
15017
Reikwijdte voorwaardelijkheid van toestemming tot erkenning kind door ander dan verwekkerHoge Raad der Nederlanden, 30-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3196 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingGezag en omgang 1:204 lid 3 BW Rechtsvraag Is een advocatenbrief van de verwekker aan de moeder voldoende om een toestemming erkenning door een ander dan de verwekker voorwaardelijk te laten zijn? OverwegingJa, een voorwaardelijke toestemming tot erkenning wordt ook aanvaard voor het geval de verwekker door middel van een brief van een advocaat aan de moeder (of aan haar advocaat) om toestemming tot erkenning heeft verzocht. Door die brief is voor de moeder immers kenbaar dat de verwekker juridische actie onderneemt om tot erkenning van het kind te komen. Het zou onaanvaardbaar zijn dat, voordat de verwekker bij uitblijven van een (positief) antwoord van de moeder zijn juridische weg kan vervolgen met het indienen van een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank, de moeder een voor de verwekker positieve uitkomst daarvan kan blokkeren door, nadat zij die brief heeft ontvangen, toestemming tot erkenning aan een andere man te geven.
Binnenkort:
Een draak van een (omgangs)zaak |
|
15013
Motiveringsgebrek aan aanwijzing van jeugdbescherming gepasseerdGerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-10-2015 ECLI:NL:GHSHE:2015:4202 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingGezag en omgang 1:264 lid 1 BW, 1:3 Awb, 3:46 Awb Rechtsvraag Heeft de rechtbank het verzoek van moeder om vervallenverklaring van een onvoldoende gemotiveerde aanwijzing van jeugdbescherming terecht afgewezen? OverwegingJa. Een aanwijzing van jeugdbescherming moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat algemene bepalingen over besluiten en de bijzondere bepalingen over beschikkingen van die wet van toepassing zijn, zoals algemene voorschriften over zorgvuldigheid en belangenafweging, over de bekendmaking van besluiten en over het vooraf horen van de belanghebbenden. Weliswaar berust de aanwijzing niet op een deugdelijke motivering, maar moeders zienswijze is opgenomen in de aanwijzing. Tevens is uit de door de jeugdbescherming ter zitting in eerste aanleg en in hoger beroep gegeven toelichting genoegzaam is gebleken dat de jeugdbescherming zich rekenschap heeft gegeven van de belangen van de moeder, maar de zwaarwegende belangen van de kinderen heeft laten prevaleren. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15012
Andere curator benoemd dan de voorkeur van de 18-jarige curandusGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:7964 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingCuratele, bewind en mentorschap 1:383 lid 2 BW, 1:378 BW Rechtsvraag Onder welke omstandigheden kan worden afgeweken van de voorkeurscurator van betrokkene? OverwegingDe vader kan de intensieve zorg en de veilige omgeving niet waarborgen die de 18-jarige nodig heeft omdat hij onvoldoende inziet dat de 18-jarige vanwege zijn geestelijke beperkingen een goed gestructureerde omgeving nodig heeft met intensieve beleiding en hulpverlening. Contact met zijn moeder, een constante factor, wordt mogelijk verstoord door een voorgenomen verhuizing naar België. Tevens is er kans op conflicten tussen de ouders, te meer nu de ouders van mening verschillen over wat de 18-jarige nodig heeft. Volgt bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank waarin een BV als onpartijdige derde tot curator is benoemd.
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
15015
Kopschopperzaak Eindhoven, criteria voor privacyschendingHoge Raad der Nederlanden, 13-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3024 Jurisprudentie - RechtseenheidJeugdstrafrecht adolescenten (16-23 jarigen) 8 EVRM, 359a Sv Rechtsvraag Wat zijn de criteria voor privacyschending bij media-aandacht voor strafzaak? OverwegingVoor de beantwoording van de vraag of in gevallen als de onderhavige sprake is van inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en of deze inbreuk gerechtvaardigd is, kunnen onder meer - zoals ook blijkt uit de in de conclusie van de Advocaat-Generaal aangehaalde jurisprudentie van het EHRM - de volgende factoren van belang zijn: - het publieke dan wel private karakter van de plaats welke op het beeldmateriaal waarneembaar is waar of van de situatie waarin de betrokkene zich bevindt; - de persoon van de betrokkene, waaronder diens leeftijd of bijzondere kwetsbaarheid; - de hoedanigheid van de betrokkene, zoals de publieke bekendheid van de betrokkene, dan wel of hij verdachte is van een (ernstig) strafbaar feit; - de mate van herkenbaarheid van de betrokkene op het beeldmateriaal en de aard en indringendheid van de informatie die door of in samenhang met het beeldmateriaal wordt verstrekt omtrent de identiteit, uiterlijke kenmerken of gedragingen van de betrokkene; - het doel waarmee het beeldmateriaal is vergaard en geopenbaard, waarbij aan de orde kan komen of het gaat om opsporing of identificatie van verdachten van (ernstige) strafbare feiten en of voorzienbaar is dat het beeldmateriaal wordt gebruikt op een wijze die verder gaat dan hetgeen redelijkerwijze nodig is voor het te bereiken doel; - de wijze van vergaring en openbaarmaking van het beeldmateriaal, waarbij aan de orde kan komen of het beeldmateriaal is gemaakt en gepubliceerd met toestemming van de betrokkene, of de beeldopnamen zijn gemaakt op publieke plaatsen waar opnameapparatuur normaliter wordt gebruikt met een gelegitimeerd en voorzienbaar doel, en of er sprake is van een naar tijd en reikwijdte beperkt gebruik dan wel dat de beelden integraal zijn vrijgegeven aan het algemene publiek; - de mate waarin het beeldmateriaal in overeenstemming met de toepasselijke regelgeving is verkregen en verspreid. |
|
15007
Eisen aan de ondertekening van een verzoekschrift bij de Hoge RaadHoge Raad der Nederlanden, 09-10-2015 ECLI:NL:PHR:2015:940 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingProcesrecht 81 RO, 426a lid 1 Rv Rechtsvraag Is het verzuim in cassatie ten aanzien van de ondertekening van het verzoekschrift tijdig hersteld? Overweging81 RO. Nee, het verzuim dat het verzoekschrift niet voldoet aan het vereiste van art. 426a lid 1 Rv dat het is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, is niet op tijd hersteld. Dit verzuim kan in cassatie worden hersteld doordat binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad van het oorspronkelijke verzoekschrift, een advocaat bij de Hoge Raad een door hem getekend exemplaar van datzelfde verzoekschrift ter griffie indient. Deze termijn is een uiterste termijn en als advocaten zijn afgegaan op een mededeling van de griffie is dat niet verschoonbaar.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15008
Kinderalimentatie: antwoord prejudiciële vragen kindgebonden budgetHoge Raad der Nederlanden, 09-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:3011 Jurisprudentie - RechtseenheidAlimentatie Fiscale aspecten 392 Rv, 1:397 BW, 1:404 BW Rechtsvraag Vraag 1. Moet bij de bepaling van de kinderalimentatie rekening worden gehouden met het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, door dit: in mindering te brengen op de behoefte van de kinderen dan wel in aanmerking te nemen bij het vaststellen van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt? Vraag 2. Dient er onderscheid gemaakt te worden tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget? Zo ja, op welke wijze? OverwegingAntwoord 1. Bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen dienen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Antwoord 2. Er dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget.
Binnenkort:
Masterclass Kinder- en partneralimentatie |
|
15005
Eerste Kamer aanvaardt wetsvoorstel tegengaan huwelijksdwang06-10-2015, bron: Kamerstukken I 2015/16, 33488 Regelgeving - HuwelijksvermogensrechtSamenvatting Op 6 oktober 2015 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel tegengaan huwelijksdwang aangenomen. Zodra het voorstel in werking treedt, is het niet meer mogelijk om te trouwen onder de 18 jaar. Ook huwen tussen neef en nicht wordt moeilijker. Het Openbaar Ministerie krijgt de mogelijkheid om een voorgenomen huwelijk niet door te laten gaan. Tevens zal een onder dwang gesloten huwelijk eerder nietig verklaard kunnen worden, en wordt de erkenning van buitenlandse polygame huwelijken beperkt.
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15003
Belangenafweging bij ontzegging contact tussen vader en kindHoge Raad der Nederlanden, 02-10-2015 ECLI:NL:PHR:2015:2004 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingGezag en omgang 81 RO, 1:253a BW Rechtsvraag Heeft het hof alle gepaste maatregelen genomen om de belemmering voor contact tussen vader en zoon bij gezamenlijk gezag weg te nemen, zijnde gebrek aan medewerking van moeder? Overweging 81 RO. A-G: de motivering van het hof dat het belang van het kind kan meebrengen dat het belang van contact moet wijken voor een zwaarder wegend belang, te weten dat de zoon gespaard blijft van een geestelijke instorting van de moeder als meest verzorgende ouder, is niet onbegrijpelijk. Een ondertoezichtstelling wordt niet als geschikte oplossing gezien door de Raad voor de Kinderbescherming.
Binnenkort:
Een draak van een (omgangs)zaak |
|
15004
Bopz: vermenging rechtsfiguren voorlopige en voorwaardelijke machtigingHoge Raad der Nederlanden, 02-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:2915 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingBopz 14a, 14b Wet Bopz, 5 EVRM Rechtsvraag Is een voorlopige machting ter opname in een zwakzinnigeninrichting onder voorwaarden, waarbij betrokkene in beginsel thuis verblijft, mogelijk? Overweging Nee, een dergelijke machtiging is strijdig met de wet. Nu de rechtbank de voorlopige machtiging heeft verleend, ervan uitgaande dat betrokkene onder voorwaarden thuis kan verblijven, heeft zij in wezen een voorlopige machtiging verleend met elementen van een voorwaardelijke machtiging. Deze vermenging van twee te onderscheiden rechtsfiguren is in strijd met art. 14a lid 2, aanhef en onder b, in verbinding met art. 14d lid 1 Wet Bopz. Tevens voorziet wetsvoorstel 31996 (reeds aangenomen door de Tweede Kamer) niet in een voorwaardelijke machtiging voor verstandelijk gehandicapten. |
|
15014
Beroepstermijn bij appel tegen tussenvonnisHoge Raad der Nederlanden, 02-10-2015 ECLI:NL:HR:2015:2905 Jurisprudentie - RechtseenheidProcesrecht 339 Rv Rechtsvraag Is appel na eindvonnis mogelijk tegen eindbeslissingen in tussenvonnis? OverwegingIndien in een uitspraak door een uitdrukkelijk dictum omtrent enig deel van het gevorderde een einde wordt gemaakt aan de instantie, is in zoverre sprake van een einduitspraak. De appel- of cassatietermijn tegen dat gedeelte van de uitspraak begint te lopen op de dag na die uitspraak. Indien een partij tegen dat deel van de uitspraak wil opkomen, mag hij daarom niet wachten tot de einduitspraak, maar moet hij meteen beroep instellen. Dit geldt echter alleen voor het onderdeel van het gevorderde waaraan in het dictum van de deeluitspraak een einde is gemaakt. Wat betreft het deel van de uitspraak dat als een tussenuitspraak is aan te merken, mag met het instellen van beroep worden gewacht tot op het desbetreffende gedeelte van het gevorderde einduitspraak is gedaan (HR 7 december 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC0076, NJ 1992/85).
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15001
Overleggen nieuwe processtukken nadat advocaat zich heeft onttrokkenHoge Raad der Nederlanden, 25-09-2015 ECLI:NL:PHR:2015:845 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingAlimentatie 81 RO, 282 lid 1 Rv, 278 lid 3 Rv, 279 Rv. Rechtsvraag Kan iemand zelf aanvullende stukken overleggen aan de rechter als zijn advocaat zich inmiddels heeft onttrokken? Overweging81 RO. Ja, vindt de A-G. Onttrekking door een advocaat ná het moment van indiening van het (appel)verzoekschrift/verweerschrift staat er niet aan in de weg staat dat die partij nadere stukken in het geding brengt. Dit strookt met 279 lid 1 Rv. |
|
15002
Reikwijdte actieve rol hof bij opleggen omgangsregelingHoge Raad der Nederlanden, 25-09-2015 ECLI:NL:PHR:2015:1692 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingGezag en omgang 81 RO, 1:377a BW, 1:253a BW Rechtsvraag Dient het hof zich op grond van art. 8 EVRM actief op te stellen om met het opleggen van een omgangsregeling het recht op ‘family life’ tussen ouder en kinderen mogelijk te maken? Overweging81 RO. De A-G overweegt dat deze actieve rol (verwijzing naar mediation of het gelasten van een deskundigenonderzoek) wordt begrensd door het belang van het kind, bijvoorbeeld als het kind zelf ernstige bezwaren tegen contact heeft geuit.
Binnenkort:
Een draak van een (omgangs)zaak |
|
15006
Bopz: antwoord op prejudiciële vragen aan de Hoge RaadHoge Raad der Nederlanden, 18-09-2015 ECLI:NL:HR:2015:2747 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingBopz 28 Wet Bopz, 392 Rv Rechtsvraag Vraag 1: is een inbewaringstelling onrechtmatig als betrokkene niet 'immediately after the arrest' is onderzocht door een niet-behandelend psychiater? Vraag 2: wanneer komt een bopz-schadevergoeding ten laste van de gemeente? Vraag 3: wat wordt verstaan onder 'immediately after the arrest'? OverwegingAntwoord 1: Een inbewaringstelling die is afgegeven op basis van een geneeskundige verklaring van een arts, niet zijnde een psychiater, is een onrechtmatige last in de zin van art. 28 lid 1 Wet Bopz, als de betrokkene niet ‘immediately after the arrest’ is onderzocht door een niet-behandelend psychiater. Antwoord 2: De in art. 28 lid 1 Wet Bopz bedoelde schadevergoeding komt ten laste van de gemeente, ongeacht of de burgemeester dan wel de gemeente invloed had op het alsnog uitvoeren van een onderzoek door een psychiater of het voortduren van de inbewaringstelling. Antwoord 3: Binnen 24 uur na de feitelijke aanvang van de vrijheidsontneming. Die 24 uur omvatten alle dagen en uren, dus ook de nachtelijke uren alsmede zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen bedoeld in de Algemene termijnenwet, zie rov. 3.4.2 - 3.4.3. |
|
15011
Vragen aan Haags Juridisch Instituut over toepasselijk recht bij verzoek om nietigverklaring Marokkaans huwelijkGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-07-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:5723 Jurisprudentie - RechtseenheidEchtscheiding 10:58 BW, 3 lid 1 sub ca Brussel II Rechtsvraag Wat is het toepasselijk recht bij een verzoek om nietigverklaring Marokkaans huwelijk? OverwegingHet hof zal de volgende zeven vragen aan het Internationaal Juridisch Instituut te Den Haag voorleggen:
Binnenkort:
Scheidingscongres 2024 |
|
15010
Geen benoeming bijzonder curator bij verschil van inzichtGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-07-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:5473 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingCuratele, bewind en mentorschap 1:250 BW Rechtsvraag Is een verschil van inzicht tussen jeugdbescherming en de ouders een reden tot benoeming van een bijzonder curator? OverwegingAls er sprake is van een belangenconflict is er mogelijk een reden een bijzonder curator te benoemen. De stellingen van de ouders zijn in casu onvoldoende om te concluderen dat er een belangenconflict is. Hooguit is er sprake van een verschil van inzicht tussen jeugdbescherming en de ouders, maar dit verschil biedt onvoldoende grond voor benoeming van een bijzondere curator. De jeugdbeschermer die is aangesteld, is een neutrale persoon die tot taak heeft de belangen van het kind te hartigen.
Binnenkort:
Executele versus vereffening |
|
15009
Onvoldoende inzage in financiële stukken leidt tot gelijkwaardige bijdrage aan kinderalimentatieGerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-07-2015 ECLI:NL:GHARL:2015:5374 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingAlimentatie 21 Rv, 1:392 e.v. BW Rechtsvraag Welke gevolgtrekking kan een rechter ten aanzien van kinderalimentatie trekken uit het feit dat beide partijen onvoldoende inzage geven in hun financiële situatie? OverwegingIngevolge artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Beide partijen hebben onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat hun draagkracht ontoereikend is om in de door de rechtbank vastgestelde behoefte van het kind te voorzien. Volgt toedeling bij helfte. |