VAKnieuws

Ambtshalve ontslag bewindvoerder

Nr: 25055 Gerechtshof Amsterdam, 03-06-2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:1411 Jurisprudentie Geschilbeslechting Curatele, bewind en mentorschap 1:448 BW; 1:432 BW; 1:435 BW.

Rechtsvraag

Heeft de kantonrechter de bewindvoerder gerechtvaardigd ontslagen?

Overweging

Het hof oordeelt dat de kantonrechter de bewindvoerder terecht heeft ontslagen. De bewindvoerder heeft het vermogen van de rechthebbende niet goed genoeg beheerd, geen machtigingen van de kantonrechter gevraagd (ook niet achteraf) terwijl dat wel moest, en de kantonrechter onvoldoende in staat gesteld om zijn toezichthoudende taak uit te voeren door pas in oktober 2023 rekening en verantwoording af te leggen over de jaren 2020 t/m 2022. De wens van de rechthebbende is dat de bewindvoerder haar bewindvoerder blijft. Haar wens is wel belangrijk, maar  voor het hof wegen de gebreken in de bewindvoering en de transparantie daarvan zwaarder. Het vermogen van de rechthebbende daalt gestaag vanwege het grote verschil tussen haar uitgaven en inkomsten, met name haar liquide middelen, terwijl de kantonrechter onvoldoende in staat is gesteld om toezicht te houden op het bewind.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Gezagsbeëindiging en artikel 8 EVRM

Nr: 25056 Gerechtshof Den Haag, 28-05-2025 ECLI:NL:GHDHA:2025:971 Jurisprudentie Rechtseenheid Gezag en omgang 8 EVRM; 1:266 BW

Rechtsvraag

Geldt op grond van artikel 8 EVRM een strengere toets voor gezagsbeëindiging dan op grond van artikel 1:266 BW?

Overweging

Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader. De vader heeft aangevoerd dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de gezagsbeëindiging ook de toets van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) doorstaat. Het hof oordeelt dat, anders dan de vader kennelijk betoogt, op grond van artikel 8 EVRM geen strengere maatstaf voor gezagsbeëindiging geldt dan op grond van artikel 1:266 BW. Op grond van beide artikelen moet een afweging worden gemaakt tussen de belangen van het kind en die van zijn ouder(s). Daarbij mogen de belangen van het kind vooropgesteld worden. De beslissing tot gezagsbeëindiging van de vader is niet alleen gebaseerd op het tijdsverloop - de aanvaardbare termijn - sinds de minderjarige zich in het pleeggezin bevindt, maar ook op de behoefte van de minderjarige aan stabiliteit, zijn mogelijkheden zich positief te ontwikkelen en de hechting en band met de pleegouders.

Cursussen binnenkort:

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Terugkomen op draagmoederschapsovereenkomst

Nr: 25057 Gerechtshof Amsterdam, 27-05-2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:1407 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Afstamming en adoptie 1:227 t/m 1:231 BW

Rechtsvraag

Kan de draagmoeder terugkomen op haar toestemming om het kind af te staan voor adoptie?

Overweging

Het hof oordeelt dat de draagmoeder kan terugkomen op de afspraak in de draagmoederschapsovereenkomst, waarin zij met de wensouders is overeengekomen dat zij het kind aan de wensouders zal afstaan ter adoptie. De draagmoeder heeft zich in het eerste jaar na de geboorte van het kind bedacht over de rol die zij in het leven van het kind wil spelen. Het hof laat vooral meewegen dat daardoor niet langer is voldaan aan het vereiste uit artikel 1:227 lid 3 BW luidende dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vast moet staan dat het kind en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien moet zijn dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft.

Het hof anticipeert niet op het wetsvoorstel  Kind, draagmoederschap en afstamming (36 390).  


Lees verder
 

Het horen van betrokkene buiten aanwezigheid van zijn advocaat

Nr: 25050 Hoge Raad der Nederlanden, 23-05-2025 ECLI:NL:HR:2025:818 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling GGZ 5 EVRM; 1:7 Wvggz; 5:4; 6:1 Wvggz.

Rechtsvraag

Mag de rechter in een Wvggz zaak betrokkene horen buiten aanwezigheid van zijn advocaat?

Overweging

De Hoge Raad overweegt dat de betrokkene in een zaak waar het gaat over de onvrijwillige opname in een GGZ-instelling op grond van de wet recht heeft om te worden bijgestaan door een advocaat. In deze casus heeft de advocaat voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank doorgegeven niet fysiek aanwezig te kunnen zijn bij de zitting, wegens verblijf in het buitenland. Wel wilde advocaat telefonisch aansluiten bij de zitting. De griffier heeft de advocaat tijdens de zitting meerdere malen gebeld, maar kon de advocaat niet bereiken. De rechter heeft de zitting voortgezet buiten aanwezigheid van de advocaat, en vervolgens mondelinge uitspraak gedaan. 

De Hoge Raad oordeelt dat de rechter de zitting niet had mogen voortzetten buiten aanwezigheid van de advocaat, omdat de betrokkene niet ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn recht om bijgestaan te worden door een advocaat.

Lees verder
 

Informeren over procedure in Turkije

Nr: 25059 Gerechtshof Den Haag, 21-05-2025 ECLI:NL:GHDHA:2025:1017 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 12 Rv; 3:303 BW.

Rechtsvraag

Hoe lang moet de rechter de procedure aanhouden in afwachting van een procedure in het buitenland?

Overweging

Aan het hof ligt de partneralimentatie voor. Het hof heeft de beslissing over de partneralimentatie aangehouden in afwachting van een procedure over partneralimentatie in Turkije. Na meerdere malen nader aanhouden, krijgt het hof van de beide partijen geen bericht meer over de stand van zaken met betrekking tot de procedure in Turkije. Het hof informeert partijen dat het een verdere aanhouding in strijd acht met de goede procesorde en zal overgaan tot verdere inhoudelijke behandeling van de zaak. Het hof krijgt geen reactie van de vrouw op het verzoek om zich inhoudelijk uit te laten. Het hof wijst het verzoek om partneralimentatie af, omdat het hof er, gelet op het uitblijven van reactie van de vrouw, van uit gaat dat de vrouw geen belang meer heeft bij het hoger beroep.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Behoefte kind bij bijzonder hoog inkomen ouder

Nr: 25058 Gerechtshof Den Haag, 21-05-2025 ECLI:NL:GHDHA:2025:964 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:392 BW; Alimentatienormen.

Rechtsvraag

Kan een kind een hogere behoefte hebben dan het maximale bedrag uit de behoeftetabel?

Overweging

De ouders van het kind hebben nooit met elkaar samengewoond. Op grond van de alimentatienormen van de Landelijke Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak moet de behoefte van het kind berekend worden op basis van het gemiddelde van wat de behoefte zou zijn als het kind enkel met de ene ander leeft en als het kind enkel met de andere ouder leeft. In casus heeft de vader een uitzonderlijk hoog inkomen. De rechtbank heeft de berekende behoefte daarom verdubbeld. Het hof acht dit onjuist, en berekent de behoefte enkel op basis van het inkomen van de vader. Het hof wijkt dus af van het uitgangspunt in de alimentatienormen dat in dit soort situaties wordt gerekend met het gemiddelde van de behoefte bij iedere ouder.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Te vroeg een perspectiefbesluit genomen

Nr: 25051 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-05-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:3181 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265b BW

Rechtsvraag

Is de machtiging tot uithuisplaatsing terecht verlengd? 

Overweging

In deze zaak ligt de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing voor aan het hof. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Ambtshalve overweegt het hof dat de GI een perspectiefbesluit heeft genomen en dat het hof dit aan de vroege kant vindt. Het hof overweegt dat de uithuisplaatsing en de bijbehorende rust op dit moment in het belang zijn van de (ontwikkeling van de) kinderen maar dat het, gelet op de nog korte duur van de uithuisplaatsing, op dit moment nog niet valt uit te sluiten dat de moeder, nu zij tot rust komt en de overbelasting is weggenomen, in de komende periode alsnog kan profiteren van de hulpverlening. Het hof geeft de GI mee dat het goed is om voor alle kinderen samen en apart van elkaar te onderzoeken of de moeder in de toekomst weer zelf voor hen kan zorgen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Verlenging alimentatietermijn

Nr: 25054 Hoge Raad der Nederlanden, 16-05-2025 ECLI:NL:HR:2025:751 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie 1:157 BW

Rechtsvraag

Kan een verzoek tot het verlengen van de alimentatietermijn al bij het eerste verzoek tot het toekennen van partneralimentatie worden gedaan?

Overweging

De Hoge Raad oordeelt dat het niet mogelijk is om al bij het eerste verzoek tot het toekennen van partneralimentatie te beslissen over een verlenging van de wettelijke termijn. Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk dat  een verzoek tot verlenging van de wettelijke termijn moet worden beoordeeld naar de omstandigheden zoals die zijn ten tijde van het einde van de wettelijke termijn. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Strijd met het beginsel van hoor en wederhoor

Nr: 25053 Hoge Raad der Nederlanden, 16-05-2025 ECLI:NL:HR:2025:764 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang 1:253a BW

Rechtsvraag

Mocht het hof een beslissing nemen op basis van een opmerking van de man ter zitting, waar de vrouw niet op heeft gereageerd?

Overweging

Aan het hof lag de vraag voor of de moeder moest terugverhuizen naar de regio waar partijen samen met hun kinderen hebben gewoond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw moest terugverhuizen naar een woning binnen een straal van 30 kilometer van de man vandaan. De vrouw is daartegen in hoger beroep gegaan, en de man heeft verzocht de beslissing te bekrachtigen. Ter zitting bij het hof heeft de man opgemerkt dat hij het liefst wil dat de vrouw binnen een straal van 5 kilometer bij hem vandaan gaat wonen met de kinderen zodat de ouders en co-ouderschap kunnen voeren. Het hof heeft beslist dat de vrouw binnen een straal van 10 kilometer bij de man vandaan moet gaan wonen, en daarbij overwogen dat de vrouw zich niet tegen de opmerking van de man heeft verweerd. 

De Hoge Raad oordeelt dat het hof alle omstandigheden mag meenemen in de beslissing, omdat het gaat over de belangen van de kinderen. Maar het hof had wel het beginsel van hoor en wederhoor moeten toepassen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Cassatie in het belang der wet

Nr: 25052 Hoge Raad der Nederlanden, 16-05-2025 ECLI:NL:HR:2025:766 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Procesrecht 1:24 lid 1 BW

Rechtsvraag

Is de ambtenaar van de burgerlijke stand een belanghebbenden in de zin van artikel 1:24 lid 1 BW die de rechter kan verzoeken aanvulling of verbetering van de registers van de burgerlijke stand te gelasten?

Overweging

De Hoge Raad oordeelt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand geen belanghebbende is die kan verzoeken aanvulling of verbetering van de registers van de burgerlijke stand te gelasten. Tot de belanghebbenden in de zin van art. 1:24 lid 1 BW behoren degenen die in de akte worden genoemd of stellen dat zij in de ontbrekende akte zouden moeten voorkomen. Uit de wetsgeschiedenis van art. 1:24 BW en zijn voorgangers volgt dat de wetgever steeds voor ogen heeft gehad dat naast het openbaar ministerie niet ook de ambtenaar van de burgerlijke stand de rechter kan verzoeken aanvulling of verbetering van de registers te gelasten. Dat neemt niet weg dat indien een belanghebbende in de zin van art. 1:24 lid 1 BW of het openbaar ministerie de rechter verzoekt aanvulling of verbetering van de registers te gelasten, de ambtenaar van de burgerlijke stand bij dat verzoek belanghebbende is, omdat hij krachtens art. 1:16a BW belast is met het opnemen van akten in de onder hem berustende registers van de burgerlijke stand en de daaraan toe te voegen latere vermeldingen.

Lees verder
 

Gedragswetenschapper moet de jeugdige onderzoeken

Nr: 25060 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-05-2025 ECLI:NL:GHARL:2025:3198 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 6.1.2 Jw

Rechtsvraag

Kan de gedragswetenschapper een instemmingsverklaring geven voor een machtiging gesloten jeugdhulp zonder de minderjarige te hebben onderzocht?

Overweging

Het hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzochte machtiging gesloten jeugdhulp alsnog af. De gedragswetenschapper die de vereiste instemmingsverklaring heeft afgegeven, heeft de jeugdige niet onderzocht alvorens de instemmingsverklaring af te geven. Een machtiging tot gesloten jeugdhulp vormt een inbreuk op de rechten van de minderjarige. Een verklaring van de gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog op het verzoek tot een gesloten plaatsing kort tevoren heeft onderzocht, vormt in dat kader een waarborg. Uit vaste rechtspraak volgt dat, vanwege de ingrijpendheid van de maatregel en omdat aan de verklaring van de gedragswetenschapper groot gewicht toekomst, strenge eisen aan de verklaring van de gedragswetenschapper moeten worden gesteld.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Geen grondslag voor opvragen familie- en jeugdprocedures

Nr: 25043 Hoge Raad der Nederlanden, 09-05-2025 ECLI:NL:HR:2025:723 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Jeugdrecht 392 Rv; 29 Rv; 194 e.v. Rv, 290 Rv en 811 Rv; 15 AVG; 8 EVRM.

Rechtsvraag

Prejudiciële vraag: M oet een gerecht op verzoek inzage geven in of afschriften verstrekken van stukken uit dossier van afgesloten civiele familie- en jeugdprocedures, in het bijzonder afgesloten procedures waarin ten aanzien van de verzoeker kinderbeschermingsmaatregelen zijn getroffen?

Overweging

De Hoge Raad oordeelt dat er geen wettelijke grondslag bestaat (ook niet naar analogie) voor het verstrekken van inzage in of afschrift van stukken door de gerechten uit het dossier van een afgesloten civiele procedure. Dit is anders voor zover het gaat om het verstrekken (door de griffier) van afschriften van vonnissen, arresten en beschikkingen op grond van art. 29 lid 2 Rv en om het verstrekken (door het gerechtsbestuur) van inzage in en informatie over de door de gerechten verwerkte persoonsgegevens binnen de kaders van art. 15 AVG. 

Op grond van artikel 8 EVRM rust op de Staat een positieve verplichting om te voorzien in een effectieve en toegankelijke procedure waarmee de betrokkene ten aanzien van wie in het verleden kinderbeschermingsmaatregelen zijn getroffen toegang kan verkrijgen tot alle relevante en passende informatie met betrekking tot die maatregelen om zijn kindertijd en vroege ontwikkeling te kennen en te begrijpen. Met de inzageregeling van art. 7.3.10 Jeugdwet is in beginsel in een dergelijke procedure voorzien. Via die procedure kan de betrokkene dossiers opvragen bij de gecertificeerde instelling. Niet verzekerd is echter dat de betrokkene via die procedure steeds alle relevante en passende informatie zal kunnen verkrijgen, zoals vereist door art. 8 EVRM. Het gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om te voorzien in een algemene oplossing voor dit mogelijke rechtstekort, gelet op de in dat verband te maken keuzes, die aan de wetgever zijn.

Cursussen binnenkort:

Lees verder