VAKnieuws

Pilotreglement hoven: afweging goede procesorde bij toepassing termijnen

Nr: 16027 Hoge Raad der Nederlanden, 04-03-2016 ECLI:NL:HR:2016:359 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 79 RO, 133 Rv, 35 Rv, 1.6 pilotreglement hoven

Rechtsvraag

Heeft het hof het pilotreglement in strijd met de goede procesorde toegepast door na de termijn van zes weken voor het nemen van de memorie van grieven zonder vooraankondiging of verlening van een laatste termijn akte niet-dienen te verlenen?

Overweging

Ja, er wordt verwezen naar rov. 3.8 van HR 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1064, NJ 2015/210. Een goede procesorde brengt mee dat het belang van het voorkomen van onredelijke vertraging van het geding moet worden afgewogen tegen de ernst van het verzuim en de gevolgen die strikte naleving van het reglement zou hebben voor de procesvoering van de partij die erdoor wordt getroffen. Art. 1.6 van het pilotreglement maakt deze afweging ook mogelijk. In een geval als het onderhavige dient die afweging zonder meer te leiden tot het verlenen van een korte termijn om het verzuim te herstellen. Een termijn van veertien dagen volstaat daartoe. Het hof heeft ten onrechte nagelaten een zodanige termijn te verlenen.

Zie ook ECLI:NL:HR:2016:376.

Lees verder
 

Behoedzaamheid bij wijziging alimentatie met terugwerkende kracht

Nr: 16028 Hoge Raad der Nederlanden, 04-03-2016 ECLI:NL:HR:2016:365 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:157 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof heeft miskend dat het gehouden was te onderzoeken of een terugbetalingsverplichting inzake alimentatie ten laste van de vrouw in redelijkheid van haar kan worden gevergd?

Overweging

Ja. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad – zie onder meer HR 25 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:1001, NJ 2014/225 en HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:232, NJ 2015/92 – gelden met betrekking tot de door de rechter te bepalen ingangsdatum van een (gewijzigde) onderhoudsverplichting een aantal regels. In de bestreden beschikking heeft het hof niet kenbaar deze regels toegepast. Evenmin heeft het hof kenbaar onderzocht of een terugbetalingsverplichting ten laste van de vrouw in redelijkheid kan worden aanvaard.

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

81 RO: stelplicht en bewijslast bij afwikkeling huwelijkse voorwaarden

Nr: 16030 Hoge Raad der Nederlanden, 04-03-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2662 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht
Huwelijksvermogensrecht
Echtscheiding
81 RO, 149 Rv, 163 Rv

Rechtsvraag

Heeft het hof miskend dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht en bewijslast, en dat het aanbod van getuigenverhoor ten onrechte is gepasseerd?

Overweging

81 RO.

A-G over stelplicht en bewijslast: Welke onderbouwing van een procespartij mag worden verlangd is afhankelijk van het verloop van het debat. Een partij kan van meet af aan tekortschieten in haar stelplicht, maar ook door tijdens het debat niet in te gaan op voor toe- of afwijzing relevante feiten welke door de wederpartij naar voren zijn gebracht. Van een partij die bewijs door middel van getuigen aanbiedt mag echter niet worden gevergd dat zij, om tot levering van dat bewijs te worden toegelaten, op voorhand haar stellingen aannemelijk maakt.

A-G over bewijsaanbod vrouw: Het hof heeft, blijkens zijn oordeel dat een voldoende concreet bewijsaanbod ontbreekt, in de algemene bewijsaanbiedingen onvoldoende aanduiding gezien van die feiten en omstandigheden welke de vrouw zou willen bewijzen. Nu dit uit haar stellingname inderdaad niet duidelijk wordt voor de lezer, acht ik het oordeel van het hof niet in strijd met het recht noch onbegrijpelijk.

Lees verder
 

Afgewezen beëindiging gezag alsnog toegewezen, waarde toezegging moeder

Nr: 16084 Gerechtshof Den Haag, 02-03-2016 ECLI:NL:GHDHA:2016:1766 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:266 BW

Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht het verzoek tot beëindiging gezag afgewezen?

Overweging

Hoewel de moeder ter terechtzitting heeft verklaard, te berusten in de uithuisplaatsing van de minderjarigen, bestaat bij het hof gerede twijfel over de bereidheid van de moeder om de minderjarigen duurzaam in een pleeggezin te laten opgroeien, in die zin dat de moeder zich te zijner tijd zal verzetten tegen de jaarlijkse verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarigen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat recentelijk de moeder alvorens een eerste kennismakingsgesprek heeft plaatsgevonden met een mogelijk toekomstig pleeggezin voor minderjarige 2, zij al ernstige bezwaren heeft geuit over de buurt waarin dit pleeggezin woont, die zij mogelijk - net als andere bezwaren die zij in de toekomst mocht hebben - overbrengt op minderjarige 2. Daarnaast is de relatie tussen de moeder en de pleegmoeder (minderjarige 1) niet optimaal.

 

Duidelijkheid over hun toekomstperspectief is voor de minderjarigen belangrijk. Tussen partijen is niet in geschil dat in de onderhavige zaak niet wordt gewerkt aan een thuisplaatsing van de minderjarigen bij de moeder. De beide minderjarigen zijn kwetsbare kinderen - die onder meer kampen met een reactieve hechtingsstoornis en diverse gedragsproblemen - en de moeder is vanwege haar verstandelijke beperking moeilijk leerbaar en niet in staat om de minderjarigen zelfstandig op te voeden. Het hof acht de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing onvoldoende om de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarigen af te wenden.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Besloten plaatsing kan niet via een reguliere machtiging uithuisplaatsing

Nr: 16037 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-03-2016 ECLI:NL:GHARL:2016:1855 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265a BW, 6.1.2 Jeugdwet

Rechtsvraag

Kunnen minderjarigen op basis van een reguliere machtiging uithuisplaatsing in een besloten groep geplaatst worden?

Overweging

Nee. Het is het hof uit de stukken gebleken dat jegens de minderjarige kennelijk vrijheidsbeperkingen maatregelen worden getroffen, onder meer in die zin dat er toezicht is op de minderjarige en waar hij zich begeeft, de deuren soms op slot gaan, hij zich onder begeleiding van begeleiders begeeft binnen de instelling en de bijbehorende terreinen alsmede post van offciële instanties alleen geopend worden in bijzijn van een begeleider. Het hof is van oordeel dat hier sprake is van een zodanige inperking van de vrijheden van de minderjarige dat die met de benodigde extra juridische waarborgen, in de vorm van een machtiging tot gesloten plaatsing dient te zijn omkleed. Het inperken van de vrijheden van de minderjarigen zoals dat kennelijk nu gebeurt op basis van een reguliere machtiging tot uithuisplaatsing acht het hof onaanvaardbaar en in strijd met nationaal en internationaal recht. Dat de minderjarige die maatregelen zelf niet als vrijheidsbeperkend ervaart, maakt het oordeel van het hof niet anders.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

81 RO: Bewijslast bij vóór peildatum van gezamenlijke rekening opgenomen bedrag

Nr: 16029 Hoge Raad der Nederlanden, 26-02-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2286 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Procesrecht
Huwelijksvermogensrecht
81 RO, 150 Rv, 1:100 BW

Rechtsvraag

Was het aan de vrouw te bewijzen dat zij het voor de peildatum van de gezamenlijke rekening opgenomen bedrag reeds heeft besteed om te voorkomen dat het bedrag als activum in de verdeling wordt betrokken?

Overweging

81 RO.

A-G: Ja. Tussen partijen stond vast dat de vrouw op 13 november 2008 een bedrag van € 41.000,- van het krediet had opgenomen, dat zij dit bedrag had gestort op een rekening en dat zij deze rekening binnen een jaar weer had gesloten. Het hof diende het door de vrouw opgenomen bedrag als activum in de verdeling te betrekking, tenzij zou komen vast te staan dat dit bedrag op de peildatum reeds was besteed. Bij die stand van zaken geeft het oordeel van het hof dat de vrouw diende aan te tonen dat het door haar opgenomen bedrag op de peildatum was besteed, niet van een onjuiste rechtsopvatting omtrent stelplicht en bewijslast blijk. Dat het de man is geweest die heeft verzocht vast te stellen dat de vrouw aan hem een bedrag van € 20.500,- dient te voldoen dan wel dat hij ter zake jegens de vrouw een vordering heeft van € 20.500,-, maakt dit niet anders.

Lees verder
 

Motiveringseisen aan omgangsondertoezichtstelling

Nr: 16020 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:295 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:255 BW; 1:254 (oud) BW

Rechtsvraag

Heeft het hof de bekrachtiging van de opgelegde omgangsondertoezichtstelling voldoende gemotiveerd?

Overweging

Nee. Aan de motivering van een omgangsondertoezichtstelling moeten hoge eisen worden gesteld. Dat uit de raadsreportage en het verhandelde ter terechtzitting een omgangsregeling niet vrijwillige tot stand komt en dat de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting heeft gesteld dat de minderjarige ernstig wordt bedreigd in ontwikkeling, levert geen toereikende motivering op. Het hof heeft in zijn oordeelsvorming niet betrokken of de ernstige bedreiging voor de zedelijke of geestelijke belangen van de minderjarige kan worden afgewend door de inzet van andere minder ingrijpende middelen, noch blijkt daaruit dat het hof heeft onderzocht of andere middelen hebben gefaald of zullen falen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Vereisten voor erkenning in Nederland van buitenlands rechtsfeit inzake afstamming

Nr: 16019 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:293 Jurisprudentie Rechtseenheid IPR
Gezag en omgang
10:100 en 10:101 BW

Rechtsvraag

Is er een akte vereist voor de erkenning in Nederland van een in Australië van rechtswege tot stand gekomen afstammingsrelatie?

Overweging

Nee. Naar volgt uit HR 31 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0493, NJ 1993/261, rov. 3.2.3, is erkenning zonder akte mogelijk als met voldoende zekerheid vaststaat dat naar buitenlands recht van het rechtsfeit of de rechtshandeling sprake is. Uit het feit dat verzoeker is geboren en getogen in een feitelijke gezinssituatie met zijn ouders, volgt tevens dat de familierechtelijke betrekking waarin hij tot zijn vader staat, op één lijn is te stellen met die welke naar Nederlands recht bestaat tussen de vader en het wettige kind.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Ontvankelijkheid hoger beroep als faxapparaat hof fax niet uitdraait

Nr: 16021 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:296 Jurisprudentie Geschilbeslechting Procesrecht 33 lid 3 Rv

Rechtsvraag

Is het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard nu bij hof geen fax is binnengekomen?

Overweging

Nee. In de regel beschikt een faxapparaat over de mogelijkheid van zelfstandige registratie van het tijdstip van ontvangst. Indien het faxapparaat op de griffie het tijdstip van ontvangst niet registreert, kan het tijdstip van ontvangst ook op andere wijze komen vast te staan, bijvoorbeeld door een ‘confirmation report’ van de verzender, dus een verzendbevestiging (HR 20 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2611, NJ 1998/548). Als het faxapparaat op de griffie van het hof het tijdstip van ontvangst van een fax niet registreert, is het hof op een onjuiste grond voorbijgegaan aan het beroep dat verzoekster heeft gedaan op de door haar overgelegde verzendbevestiging.

Lees verder
 

81 RO: afweging belangen bij verzoek vernietiging erkenning

Nr: 16022 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2343 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 81 RO, 1:204 lid 3 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof verzuimd de belangen van de biologische vader in zijn afweging te betrekken?

Overweging

81 RO.

A-G: Dat het hof niet zonder meer aan het belang van verzoeker bij erkenning is voorbijgegaan, blijkt uit de in de tussenbeschikking van het hof vervatte beslissing dat de moeder aan de biologische vader niet reeds de mogelijkheid van erkenning heeft mogen ontnemen door binnen een week nadat zij van de wens van verzoeker had kennisgenomen, aan verweerder toestemming tot erkenning van het kind te verlenen. Zoals het hof terecht onder ogen heeft gezien, stond daarmee nog niet vast dat het belang van de biologische vader bij erkenning boven de belangen van de moeder en het kind bij niet-erkenning stond. Er heeft nader onderzoek plaatsgevonden voordat een eindbeslissing is genomen.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Beroepsaansprakelijkheid notaris: risico van onvolledige verslaglegging

Nr: 16023 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:288 Jurisprudentie Rechtseenheid Notarieel tuchtrecht
Erfrecht
4:82 BW

Rechtsvraag

Heeft het hof voldoende gemotiveerd dat de niet-opeisbaarheidsclausule aan erflaters is voorgehouden door de notaris?

Overweging

Nee. Het hof heeft geen omstandigheden vastgesteld waaruit kan volgen dat de notaris en haar medewerkers voorlichting over de mogelijkheid van een clausule als bedoeld in art. 4:82 BW - opschorting vordering legitimaris tot aan overlijden langstlevende echtgenoot - hebben gegeven, dan wel deze voorlichting achterwege konden laten. Daarbij is van belang dat het ontbreken van schriftelijke vastlegging van hetgeen met erflater is besproken – waaronder ook valt de onvolledigheid van vastlegging – voor risico van de notaris dient te blijven.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Beroepsaansprakelijkheid notaris: berekening schade bij gebrekkige fiscale voorlichting bij nalatenschap

Nr: 16024 Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2683 Jurisprudentie Geschilbeslechting Erfrecht
Fiscale aspecten
Notarieel tuchtrecht
81 RO, 4.17 Wet IB 2001

Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geoordeeld dat de notaris ten onrechte heeft gesteld dat in het kader van de vermogensvergelijking voor de schadevaststelling de twee biedingen met elkaar moeten worden vergeleken, nu verweerders niet stellen dat de uitkomst anders zou zijn geweest?

Overweging

81 RO.

A-G: Verweerders stellen juist wel dat het biedingsproces een andere uitkomst zou hebben gehad als zij deugdelijk waren geïnformeerd, zoals blijkt uit van de inleidende dagvaarding. Bij de beoordeling van de klacht moet het volgende voorop worden gesteld. Het komt niet zo zeer aan op hetgeen verweerders in prima hebben aangevoerd, maar (veeleer) op hun stellingen in appel. Uit het voorafgaande blijkt dat ’s hofs oordeel met betrekking tot de vraag waarop het in appel aankomt stand houdt. Dit brengt mee dat het door een fout van de notaris speculatief is wat zou zijn gebeurd bij een fiscale voorlichting lege artis. Het blijven veronderstellingen. Bij die stand van zaken ontkomt de rechter er niet aan om knopen door te hakken. In het licht van het bovenstaande, kan ’s hofs oordeel de toets der kritiek doorstaan.

Lees verder