personen-, familie- en erfrecht
VAKnieuws
Toepassingsbereik sanctie bij verrekening inkomsten of vermogenRechtsvraagDient de sanctie van art. 1:135 lid 3 BW buiten toepassing te blijven indien tijdens de (appel)procedure waarin de verrekening wordt vastgesteld, verzwegen vermogen alsnog in de verrekening wordt betrokken? OverwegingIndien een van de echtgenoten na de uitspraak waarbij de verrekening is vastgesteld, ontdekt dat de ander een goed dat tot het te verrekenen vermogen behoort opzettelijk heeft verzwegen, zoek gemaakt of verborgen gehouden, kan eerstgenoemde zich in een eventuele appelprocedure op de sanctie van art. 1:135 lid 3 BW beroepen en de daaruit voortvloeiende vordering in die procedure kan instellen. Een andere opvatting zou tot het onwenselijke resultaat leiden dat gedurende de procedure in eerste aanleg de met de sanctie beoogde prikkel ontbreekt. Cursussen binnenkort: |
|
Intrekking eigen uitspraak met instemming van partijen niet mogelijkRechtsvraagKan een rechter een eigen uitspraak met instemming van partijen intrekken en opnieuw beslissen? OverwegingBuiten het toepassingsbereik van de art. 31 en 32 Rv kan de rechter niet zelf de rechtskracht van zijn uitspraak aantasten, ook niet met instemming van partijen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat die aantasting is voorbehouden aan de hogere rechter, aan wie door aanwending van een rechtsmiddel kan worden gevraagd een uitspraak uit de vorige instantie te vernietigen. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Motiveringsgebrek bij toepassing kinderalimentatienormRechtsvraagHeeft het hof miskend dat de vrouw gemotiveerd had gesteld dat afgeweken diende te worden van de kinderalimentatienorm? OverwegingJa, het hof had nader moeten motiveren waarom de kinderalimentatienorm van toepassing is, gezien hetgeen de vrouw heeft gesteld. Bij een netto maandinkomen van € 11.164 ligt het niet voor de hand dat die behoefte gelijk zou zijn aan de behoefte bij het hoogste destijds in de tabel voorkomende netto maandinkomen van € 5.000 of meer. (zie rov. 3.3.5) Cursussen binnenkort: |
|
Is de incidentele vordering voldoende gemotiveerd?RechtsvraagHeeft het hof miskend dat de incidentele vordering van de man onvoldoende is gemotiveerd nu is gesteld dat de vordering enkel in het gewijzigd petitum is opgenomen en niet in het lichaam van het verweerschrift? Overweging81 RO. De A-G stelt voorop dat de beoordeling van de vraag of een partij een verzoek van de wederpartij voldoende heeft betwist een feitelijke kwestie is waarover in cassatie slechts zeer beperkt kan worden geklaagd. De man heeft in het lichaam van zijn verweerschrift tevens incidenteel appel wel degelijk (zij het summier) melding heeft gemaakt van de omstandigheid dat de vrouw aan hem geen gebruiksvergoeding voor de woning betaalt, en dat de man hierdoor wordt benadeeld. Het ‘nieuwe’ verzoek komt derhalve niet voor het eerst en uitsluitend in het petitum aan de orde. Tegen die achtergrond geeft het bestreden oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het niet onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd. Cursussen binnenkort: |
|
Niet-ontvankelijkheid wegens verzuim appeldagvaarding in te schrijven in registerRechtsvraagHeeft het hof tot onverkorte toepassing van 3:301 BW kunnen komen dan wel in zijn overwegingen terecht geen kenbare beschouwingen gewijd aan de specifieke bijzonderheden? Overweging81 RO. A-G: Gelet op het (doel van het) wettelijk voorschrift en de hiervoor genoemde rechtspraak geeft het bestreden oordeel van het hof niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Aan de door het middel aangevoerde omstandigheid mocht het hof gelet op de wettelijke regeling en de daarmee beoogde rechtszekerheid zonder nadere motivering voorbijgaan. Voorts zijn de overige genoemde omstandigheden – doorhaling van de hypotheek, gedwongen verkoop van de woning, en de waarde van de onroerende zaak – niet aangevoerd in de akte waarin de man zich heeft uitgelaten over de ontvankelijkheid, zodat sprake is van nova in cassatie. Cursussen binnenkort: |
|
Inhoud van niet meegewogen aanvullend verzoekschrift reeds in beroepschriftRechtsvraagHeeft het hof terecht geen acht geslagen op het aanvullend verzoekschrift dat na de mondelinge behandeling is ingediend? Overweging81 RO. Het hof heeft het aanvullend verzoekschrift dat na de mondelinge behandeling is ingediend, niet meegewogen. Er was niets afgesproken over indiening van aanvullende stukken en de vrouw heeft er niet op kunnen reageren. De A-G komt tot de conclusie dat de man reeds in het beroepschrift een dwangsom had verzocht, hetgeen is herhaald bij het aanvullend verzoekschrift. Het oordeel van het hof dat het verzoek van de man tot bepaling van een dwangsom ten laste van de vrouw reeds deel uitmaakt van zijn hoger beroep, is derhalve juist. (Zie onderdeel 2.5 van de Conclusie). Cursussen binnenkort: |
|
Rechtsgeldigheid erfdeelbeperkend testament bij verzet erfgenaamRechtsvraagHoe verhoudt een voor erfgenamen beperkende testamentaire bepaling zich tot de vrijheid van de erfgenaam om erfrechtelijke bevoegdheden (bijv. benificiaire aanvaarding) uit te oefenen?
In een testament uit 1997 is opgenomen dat als een van de kinderen zich tegen enige bepaling van het testament of tegen de uitvoering daarvan verzet, het erfdeel van dat kind uitdrukkelijk tot zijn wettelijk erfdeel (legitieme portie) wordt beperkt. Een deel van de kinderen heeft de akte met vaststelling deelgerechtigdheid nalatenschap niet willen ondertekenen, hetgeen door de andere kinderen als verzet tegen uitvoering wordt gezien. OverwegingVoor zover bedoeld verzet berust op de uitoefening van erfrechtelijke bevoegdheden stuit het inroepen van de sanctie dan ook af op het bepaalde in art. 4:4 lid 1 BW (nietigheid rechtshandeling die erfrechtelijke bevoegdheden beperkt). Ook het oordeel van het hof dat dit slechts anders is indien dergelijke bevoegdheden worden misbruikt, is juist. Het vorenstaande wordt niet anders door het ten tijde van het verlijden van het testament op 23 juni 1997 geldende recht. Ook het op dat moment geldende art. 4:921 lid 2 (oud) BW – waarvan de inhoud overeenkwam met het tot 1 januari 1992 geldende art. 1370 lid 2 (oud) BW – leidde immers tot nietigheid van rechtshandelingen die de strekking hadden een persoon te belemmeren in zijn vrijheid om zijn erfrechtelijke bevoegdheden uit te oefenen (vgl. HR 25 oktober 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC9070, NJ 1986/308, rov. 3.2). Cursussen binnenkort: |
|
Verzoek om plaatsing onder beschermingsbewind staand vermogen in BVRechtsvraagLeidt plaatsing van onder bewind staand vermogen in een BV tot onttrekking aan toezicht door de kantonrechter? OverwegingJa. Het oordeel van het hof dat, wanneer de machtiging zou worden verleend, het onder beschermingsbewind gestelde vermogen in hoofdzaak aan het met wettelijke waarborgen omklede stelsel van toezicht door de kantonrechter zou worden onttrokken is niet onjuist of onbegrijpelijk, ook niet in het licht van de gestelde omstandigheden ter waarborging van controle. Met de beoogde handelingen verlaat het desbetreffende kapitaal immers het vermogen van de rechthebbende en gaat het behoren tot het vermogen van de besloten vennootschap. (rov. 3.3.4) Cursussen binnenkort: |
|
Afwijkingsmogelijkheid van hoorplicht bij machtiging voortzetting inbewaringstellingRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht een voortzetting inbewaringstelling verleend zonder betrokkene te horen? OverwegingUitgangspunt is dat betrokkene voor het verhoor behoorlijk dient te zijn opgeroepen door de griffier. Onder omstandigheden kan worden afgezien van oproeping voorafgaand aan de behandeling. Daarbij spelen een rol: de aard van het gevaar, betrokkenes eigen beslissing tot onttrekking aan de inbewaringstelling, zijn onbekende verblijf mogelijk in het buitenland, en de zeer korte beslistermijn. |
|
Verstrekken proces-verbaal mondelinge behandeling niet beleidsmatig te begrenzenRechtsvraagMag een rechtbank het moment van verstrekken van proces-verbaal beleidsmatig laten afhangen van een verzoek van de Hoge Raad? OverwegingNee. Het verstrekken van een afschrift van een proces-verbaal mag niet afhankelijk worden gesteld van het al dan niet zijn ingesteld van een rechtsmiddel. Aan de voorschriften van artikel 279 lid 4 Rv (opmaking proces-verbaal mondelinge behandeling) en artikel 290 lid 2 Rv (verstrekking zo spoedig mogelijk) komt extra gewicht toe in zaken waarin de beslissing strekt tot vrijheidsbeneming. Cursussen binnenkort: |
|
Inkorting voorlopige machtiging in casu niet nodigRechtsvraagHad de rechtbank de looptijd van de voorlopige machtiging had moeten inkorten, nu de feitelijke duur daarvan de wettelijke termijn van zes maanden overschrijdt? OverwegingNee. Nu het verzoek om voorlopige machtiging niet is ingediend voor het einde van de geldigheidsduur van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling, mist art. 31 Wet Bopz toepassing. Het verzoek moet dan ook worden aangemerkt als een zelfstandig verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging. Deze machtiging is afgegeven binnen de in art. 9 lid 1 Wet Bopz bedoelde beslistermijn van drie weken. Er bestond dan ook geen beletsel de machtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. |
|
Teleurgestelde toekomstverwachting inzake werk en duur partneralimentieRechtsvraagHeeft de rechtbank ten onrechte de partneralimentatie verlengd nu de vrouw geen werk heeft kunnen vinden? OverwegingJa. Een teleurgestelde toekomstverwachting in die zin dat de verwachting dat de vrouw betaalde arbeid zou kunnen vinden om in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien niet is uitgekomen, brengt niet zonder meer met zich mee dat het hof bij zijn beslissing tot limitering van een onjuist gegeven is uitgegaan. De vrouw heeft in hoger beroep in het geheel niet onderbouwd waarom zulks in de onderhavige zaak wel het geval zou zijn. Het hof komt thans toe aan de beoordeling van de door partijen opgeworpen rechtsvraag of in de onderhavige zaak de wijzigingsgrond zoals opgenomen in artikel 1:401 lid 2 BW van toepassing is. Volgens dit artikel is wijziging van een in casu door de rechter bepaalde alimentatietermijn slechts mogelijk indien sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat ongewijzigde handhaving van de termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de verzoeker kan worden gevergd. Of daarvan sprake is hangt af van de omstandigheden van het geval. Een teleurgestelde toekomstverwachting is op zichzelf niet een zodanige wijziging van omstandigheden. Cursussen binnenkort: |
