VAKnieuws
Te vroeg een perspectiefbesluit genomenRechtsvraagIs de machtiging tot uithuisplaatsing terecht verlengd? OverwegingIn deze zaak ligt de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing voor aan het hof. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Ambtshalve overweegt het hof dat de GI een perspectiefbesluit heeft genomen en dat het hof dit aan de vroege kant vindt. Het hof overweegt dat de uithuisplaatsing en de bijbehorende rust op dit moment in het belang zijn van de (ontwikkeling van de) kinderen maar dat het, gelet op de nog korte duur van de uithuisplaatsing, op dit moment nog niet valt uit te sluiten dat de moeder, nu zij tot rust komt en de overbelasting is weggenomen, in de komende periode alsnog kan profiteren van de hulpverlening. Het hof geeft de GI mee dat het goed is om voor alle kinderen samen en apart van elkaar te onderzoeken of de moeder in de toekomst weer zelf voor hen kan zorgen. Cursussen binnenkort: |
|
Verlenging alimentatietermijnRechtsvraagKan een verzoek tot het verlengen van de alimentatietermijn al bij het eerste verzoek tot het toekennen van partneralimentatie worden gedaan? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat het niet mogelijk is om al bij het eerste verzoek tot het toekennen van partneralimentatie te beslissen over een verlenging van de wettelijke termijn. Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk dat een verzoek tot verlenging van de wettelijke termijn moet worden beoordeeld naar de omstandigheden zoals die zijn ten tijde van het einde van de wettelijke termijn. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Strijd met het beginsel van hoor en wederhoorRechtsvraagMocht het hof een beslissing nemen op basis van een opmerking van de man ter zitting, waar de vrouw niet op heeft gereageerd? OverwegingAan het hof lag de vraag voor of de moeder moest terugverhuizen naar de regio waar partijen samen met hun kinderen hebben gewoond. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw moest terugverhuizen naar een woning binnen een straal van 30 kilometer van de man vandaan. De vrouw is daartegen in hoger beroep gegaan, en de man heeft verzocht de beslissing te bekrachtigen. Ter zitting bij het hof heeft de man opgemerkt dat hij het liefst wil dat de vrouw binnen een straal van 5 kilometer bij hem vandaan gaat wonen met de kinderen zodat de ouders en co-ouderschap kunnen voeren. Het hof heeft beslist dat de vrouw binnen een straal van 10 kilometer bij de man vandaan moet gaan wonen, en daarbij overwogen dat de vrouw zich niet tegen de opmerking van de man heeft verweerd. De Hoge Raad oordeelt dat het hof alle omstandigheden mag meenemen in de beslissing, omdat het gaat over de belangen van de kinderen. Maar het hof had wel het beginsel van hoor en wederhoor moeten toepassen. Cursussen binnenkort: |
|
Cassatie in het belang der wetRechtsvraagIs de ambtenaar van de burgerlijke stand een belanghebbenden in de zin van artikel 1:24 lid 1 BW die de rechter kan verzoeken aanvulling of verbetering van de registers van de burgerlijke stand te gelasten? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand geen belanghebbende is die kan verzoeken aanvulling of verbetering van de registers van de burgerlijke stand te gelasten. Tot de belanghebbenden in de zin van art. 1:24 lid 1 BW behoren degenen die in de akte worden genoemd of stellen dat zij in de ontbrekende akte zouden moeten voorkomen. Uit de wetsgeschiedenis van art. 1:24 BW en zijn voorgangers volgt dat de wetgever steeds voor ogen heeft gehad dat naast het openbaar ministerie niet ook de ambtenaar van de burgerlijke stand de rechter kan verzoeken aanvulling of verbetering van de registers te gelasten. Dat neemt niet weg dat indien een belanghebbende in de zin van art. 1:24 lid 1 BW of het openbaar ministerie de rechter verzoekt aanvulling of verbetering van de registers te gelasten, de ambtenaar van de burgerlijke stand bij dat verzoek belanghebbende is, omdat hij krachtens art. 1:16a BW belast is met het opnemen van akten in de onder hem berustende registers van de burgerlijke stand en de daaraan toe te voegen latere vermeldingen. Cursussen binnenkort: |
|
Gedragswetenschapper moet de jeugdige onderzoekenRechtsvraagKan de gedragswetenschapper een instemmingsverklaring geven voor een machtiging gesloten jeugdhulp zonder de minderjarige te hebben onderzocht? OverwegingHet hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzochte machtiging gesloten jeugdhulp alsnog af. De gedragswetenschapper die de vereiste instemmingsverklaring heeft afgegeven, heeft de jeugdige niet onderzocht alvorens de instemmingsverklaring af te geven. Een machtiging tot gesloten jeugdhulp vormt een inbreuk op de rechten van de minderjarige. Een verklaring van de gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog op het verzoek tot een gesloten plaatsing kort tevoren heeft onderzocht, vormt in dat kader een waarborg. Uit vaste rechtspraak volgt dat, vanwege de ingrijpendheid van de maatregel en omdat aan de verklaring van de gedragswetenschapper groot gewicht toekomst, strenge eisen aan de verklaring van de gedragswetenschapper moeten worden gesteld. Cursussen binnenkort: |
|
Alimentatie jongmeerderjarige behandelen binnen echtscheidingsprocedure oudersRechtsvraagPrejudiciële vraag: Kan in de echtscheidingsprocedure ook een beslissing worden genomen over de bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van de jongmeerderjarige? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat zowel de bepaling voor het treffen van voorlopige voorzieningen in de echtscheiding (822 Rv) als de bepaling voor het treffen van nevenvoorzieningen in de echtscheiding (827 Rv) geen grond bieden voor een beslissing over de bijdrage van de ouders in de kosten van studie en levensonderhoud van de jongmeerderjarige. De jongmeerderjarige heeft, anders dan de minderjarige, een eigen aanspraak op betaling van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie vanaf het moment van meerderjarigheid (art. 1:408 lid 1 BW). De jongmeerderjarige die wenst dat de rechter een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie bepaalt, dient daar dan ook in beginsel zelf om te verzoeken. Een beslissing over een bijdrage aan de jongmeerderjarig kan ook niet gestoeld worden op de restcategorie in artikel 827 lid sub g Rv. Uit de parlementaire geschiedenis volgt dat deze bepaling ziet op verzoeken ter regeling van de echtscheiding. De onderhoudsverplichting jegens de jongmeerderjarige staat los van de echtscheiding. De Hoge Raad overweegt dat dit er niet aan in de weg staat dat de rechter een door de jongmeerderjarige op de voet van art. 1:395a BW gedaan verzoek gelijktijdig behandelt met de echtscheidingsprocedure. Cursussen binnenkort: |
|
Geen grondslag voor opvragen familie- en jeugdproceduresRechtsvraagPrejudiciële vraag: M oet een gerecht op verzoek inzage geven in of afschriften verstrekken van stukken uit dossier van afgesloten civiele familie- en jeugdprocedures, in het bijzonder afgesloten procedures waarin ten aanzien van de verzoeker kinderbeschermingsmaatregelen zijn getroffen? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat er geen wettelijke grondslag bestaat (ook niet naar analogie) voor het verstrekken van inzage in of afschrift van stukken door de gerechten uit het dossier van een afgesloten civiele procedure. Dit is anders voor zover het gaat om het verstrekken (door de griffier) van afschriften van vonnissen, arresten en beschikkingen op grond van art. 29 lid 2 Rv en om het verstrekken (door het gerechtsbestuur) van inzage in en informatie over de door de gerechten verwerkte persoonsgegevens binnen de kaders van art. 15 AVG. Op grond van artikel 8 EVRM rust op de Staat een positieve verplichting om te voorzien in een effectieve en toegankelijke procedure waarmee de betrokkene ten aanzien van wie in het verleden kinderbeschermingsmaatregelen zijn getroffen toegang kan verkrijgen tot alle relevante en passende informatie met betrekking tot die maatregelen om zijn kindertijd en vroege ontwikkeling te kennen en te begrijpen. Met de inzageregeling van art. 7.3.10 Jeugdwet is in beginsel in een dergelijke procedure voorzien. Via die procedure kan de betrokkene dossiers opvragen bij de gecertificeerde instelling. Niet verzekerd is echter dat de betrokkene via die procedure steeds alle relevante en passende informatie zal kunnen verkrijgen, zoals vereist door art. 8 EVRM. Het gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om te voorzien in een algemene oplossing voor dit mogelijke rechtstekort, gelet op de in dat verband te maken keuzes, die aan de wetgever zijn. Cursussen binnenkort: |
|
Opeisbaarheid, verjaring en stuiting van in de samenlevingsovereenkomst overeengekomen vergoedingsrechtenRechtsvraagHeeft de man vergoedingsrechten? En zo ja, wanneer werden die opeisbaar? Wanneer zijn die verjaard? Is de verjaring gestuit? En kan er worden verrekend? OverwegingIn dit arrest van het Hof Amsterdam gaat het over de door ex-samenwoners in hun notariële samenlevingsovereenkomst opgenomen vergoedingsrechten, en de vraag of die vergoedingsrechten geldend kunnen worden gemaakt. Het hof geeft een duidelijke uitleg van het juridisch kader betreffende de eenvoudige gemeenschap, opeisbaarheid van vorderingen, verjaring, stuiting en verrekening. Cursussen binnenkort: |
|
Two-party agreement internationale verhuizingRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht de vervangende toestemming om naar Engeland te verhuizen toegewezen? OverwegingDe rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van het kind bij de moeder bepaald en aan de moeder vervangende toestemming verleend om met het kind naar Engeland te verhuizen. De vader is in hoger beroep gekomen van deze beslissing. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en oordeelt dat uit de two-party agreement die partijen in eerste aanleg bij de mediator hebben gesloten, al volgt dat de vader toestemming heeft gegeven voor de verhuizing naar Engeland in het geval de rechter zou oordelen dat het kind haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder. Daarnaast neemt het hof in zijn oordeel mee dat niet is komen vast te staan dat de moeder van plan was zich in Nederland te vestigen, en dat de terugkeer naar Engeland door de moeder goed is doordacht en voorbereid, en dat het contact tussen de vader en het kind is gewaarborgd door de two-party agreement en tot op heden goed is verlopen Cursussen binnenkort: |
|
Geen toestemming voor vakantie naar Egypte wegens angst moederRechtsvraagMag de vader de kinderen een maand meenemen naar Egypte? OverwegingHet hof oordeelt dat het nog te vroeg is om een vakantie naar Egypte met de vader toe te staan. De moeder is bang dat de vader de kinderen ontvoert, en dus niet meer zal terugbrengen. Hoewel de raad voor de kinderbescherming geen redenen ziet om er van uit te gaan dat dit een terechte angst is, acht het hof het niet in het belang van de kinderen om de verzochte vakantie toe te staan. De angst is namelijk zo overheersend aanwezig bij de moeder dat zij verminderd beschikbaar is voor de kinderen. Cursussen binnenkort: |
|
Kantonrechter kan bij gezamenlijke vereffening door erfgenamen anders bepalenRechtsvraagKan de kantonrechter bepalen dat een beneficiair aanvaarde nalatenschap door slechts één van de erfgenamen wordt vereffend in plaats van door de erfgenamen tezamen? En kan de kantonrechter de vereffening opheffen als de boedelbeschrijving niet door de erfgenamen tezamen is gemaakt? OverwegingDe erfgenamen zijn broer en zus. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard. Op grond van artikel 4:195 lid 1 BW juncto 4:198 BW moeten zij de nalatenschap samen vereffenen. De zus heeft op grond van artikel 4:209 lid 1 BW de kantonrechter verzocht de vereffening op te heffen. Op het moment dat zij en de broer de nalatenschap beneficiair aanvaarden waren alle schulden van de nalatenschap al voldaan. Er resteert een gering bedrag. De zus heeft een boedelbeschrijving gemaakt. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen. Het hof heeft dit bekrachtigd. De broer is in hoger beroep gegaan, en vervolgens in cassatie. Hij vindt dat de zus niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat de erfgenamen op grond van artikel 4:198 BW alles samen moeten doen, en dus ook alleen samen in rechte kunnen optreden. Volgens de broer voorziet artikel 4:198 BW niet in de mogelijkheid om te bepalen dat de nalatenschap door slechts een van de erfgenamen wordt vereffend. De Hoge Raad overweegt dat de kantonrechter op grond van artikel 4:203 BW één persoon als vereffenaar kan benoemen. Daarnaast volgt uit 4:198 BW dat de erfgenamen samen moeten vereffenen, tenzij de kantonrechter anders bepaalt. De wet noch de wetsgeschiedenis biedt een aanknopingspunt voor de opvatting van het onderdeel dat ingeval van onenigheid tussen de vereffenaars alleen de weg van art. 4:203 BW openstaat. In zo’n geval kan de kantonrechter ook op de voet van art. 4:198 BW de werkzaamheden en bevoegdheden van de vereffenaars anders verdelen. De kantonrechter kan ook anders bepalen door een of meer van de vereffenaars te ontvangen in een verzoek dat volgens de hoofdregel door de vereffenaars tezamen had moeten worden ingediend. In dat geval moet ook ten aanzien van de overige vereffenaars recht worden gedaan aan het beginsel van hoor en wederhoor. In een geval als hier aan de orde, waarin een van de vereffenaars een verzoek heeft gedaan tot opheffing van de vereffening, is de rechtspositie van de overige vereffenaars gewaarborgd doordat zij worden gehoord of behoorlijk opgeroepen (art. 4:209 lid 1 BW). De broer vindt ook dat de boedelbeschrijving onbevoegd is gemaakt, omdat de zus die zonder hem heeft opgesteld. De broer vindt dat daarom het verzoek tot opheffing van de vereffening niet mocht worden toegewezen. Hierover oordeelt de Hoge Raad dat niet uit de wet volgt dat een verzoek tot opheffing van de vereffening pas toewijsbaar is nadat is voldaan aan de uit art. 4:211 lid 3 BW volgende verplichting van (een) vereffenaar(s) om een boedelbeschrijving te (doen) opmaken. Ook op andere wijze kan blijken dat opheffing is aangewezen. Daaruit volgt dat, indien wel een boedelbeschrijving is opgemaakt, maar in strijd met art. 4:198 BW niet door de vereffenaars tezamen, ook daaraan betekenis kan toekomen bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van het verzoek tot opheffing van de vereffening. Voorts geldt ook ten aanzien van het opmaken van een boedelbeschrijving dat de kantonrechter kan bepalen dat de vereffenaars dat niet gezamenlijk hoeven te doen. Cursussen binnenkort: |
|
Privéinvesteringen in gezamenlijke woning voor de huwelijkssluitingRechtsvraagKomt aan de man een vergoedingsrecht toe met betrekking tot de investeringen in de gemeenschappelijke woning die hij uit privégeld heeft gedaan voor het huwelijk, en tijdens het huwelijks? OverwegingPartijen zijn gehuwd in de beperkte gemeenschap van goederen. Zij hebben voor de huwelijkssluiting samen een woning gekocht. De man wil vergoeding van de investeringen die hij voor het huwelijk en tijdens het huwelijk uit privévermogen stelt te hebben gedaan. Met betrekking tot de investeringen voor het huwelijk, overweegt het hof dat aan de hand van het algemeen verbintenissenrecht moet worden beoordeeld of de man recht heeft op een vergoeding. Het hof kan aan de hand van de door de man gestelde feiten niet vaststellen dat er sprake is geweest van een onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Dit verzoek wijst het hof af. Met betrekking tot de investeringen tijdens het huwelijk, overweegt het hof dat de man niet heeft aangetoond dat hij investeringen uit privévermogen heeft gedaan. Dat de bankrekening waarvan hij de investeringen heeft betaald, op zijn naam staat, betekent nog niet dat het geld op die bankrekening tot zijn privévermogen behoort. Ook dit verzoek wijst het hof af. Cursussen binnenkort: |