VAKnieuws

Machtiging gesloten jeugdhulp zonder instemming gedragswetenschapper

Nr: 24068 Rechtbank Noord-Nederland, 28-08-2024 ECLI:NL:RBNNE:2024:3313 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Jeugdrecht 6.1.2 Jeugdwet

Rechtsvraag

Kan voorbij worden gegaan aan de door artikel 6.1.2 lid 5 Jeugdwet vereiste instemming van de gedragswetenschapper?

Overweging

De rechtbank verleent de machtiging voor gesloten jeugdhulp, ondanks dat de gedragswetenschapper er niet mee heeft ingestemd. De rechtbank overweegt dat de machtiging alsnog noodzakelijk is, omdat er geen alternatief is voor de minderjarige. De enige optie is dat de minderjarige naar een crisisopvang gaat, maar de kans is groot dat de minderjarige dan de motivatie verliest om traumatherapie te volgen, terwijl hij dat wel nodig heeft.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

1:265e BW niet analoog toepasbaar

Nr: 24067 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:5571 Jurisprudentie Rechtseenheid Jeugdrecht 1:265e BW

Rechtsvraag

Kan artikel 1:265e BW analoog worden toegepast wanneer een kind onder toezicht is gesteld, maar niet met een machtiging uit huis is geplaatst?

Overweging

De GI heeft verzocht op grond van artikel 1:265e BW het gedeeltelijk ouderlijk gezag over te hevelen aan de GI, zodat de GI de minderjarige bij een andere school kan aanmelden. Subsidiair heeft de GI vervangende toestemming gevraagd op grond van artikel 1:262b BW. Op grond van artikel 1:265e BW kan de GI wanneer een kind met een machtiging uit huis is geplaatst de rechter verzoeken een deel van het ouderlijk gezag aan de GI over te hevelen, voor de inschrijving van het kind op een school, voor een medische behandeling of het doen van een aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning. 

De rechtbank heeft artikel 1:265e BW analoog toegepast, ondanks dat de minderjarige niet uit huis is geplaatst. De rechtbank vond dit nodig omdat artikel 1:265e BW meer rechtsbescherming biedt. Het hof oordeelt dat dit niet kan. De wetgever is er heel duidelijk over geweest dat artikel 1:265e BW enkel geldt voor situaties waarin het kind met een machtiging uit huis is geplaatst. Het verzoek van de GI moet daarom getoetst worden aan artikel 1:262b BW.

Cursussen binnenkort:

Lees verder

Al onze cursussen

Centrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise.

Bekijken
 

Behoefte naar Nederlandse maatstaven maar aangepast naar Surinaamse standaarden

Nr: 24087 Gerechtshof Amsterdam, 27-08-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:2553 Jurisprudentie Geschilbeslechting Alimentatie 1:397 BW

Rechtsvraag

Hoe moet de behoefte van de kinderen worden bepaald, die in Suriname wonen?

Overweging

Het hof berekent de behoefte van de kinderen naar Nederlandse maatstaven, dus aan de hand van het inkomen van de ouders en de in Nederland geldende kinderbijslag. In dit geval gaat het hof uit van enkel het inkomen van de vader, omdat zijn inkomen zodanig is gestegen dat het nu hoger is dan het netto besteedbaar gezinsinkomen was tijdens het huwelijk. Vervolgens corrigeert het hof de behoefte met de woonlandfactor en met de in Suriname geldende kinderbijslag.

Lees verder
 

Adoptie

Nr: 24069 Rechtbank Gelderland, 26-08-2024 NL_RBGEL_2024_5968 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Afstamming en adoptie 1:227 BW

Rechtsvraag

Kan adoptie worden toegestaan wanneer de verzoekers niet voldoen aan het vereiste dat zij drie jaar moeten hebben samengewoond?

Overweging

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 3 van het IVRK de belangen van het kind voorop moeten staan. De rechtbank acht de adoptie vanwege alle omstandigheden in het belang van het kind, en gaat daarom voorbij aan het vereiste dat de verzoekers tenminste drie jaar moeten hebben samengewoond. Verzoekers hebben niet samengewoond en gaan waarschijnlijk ook niet samenwonen. 

Lees verder
 

Beschermingsbewind beschermt betrokkene onvoldoende tegen misbruik

Nr: 24082 Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-08-2024 ECLI:NL:GHSHE:2024:2659 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Curatele, bewind en mentorschap 1:378 BW

Rechtsvraag

Is er voldaan aan het vereiste voor onder curatele stelling uit 1:378 BW?

Overweging

Het hof overweegt dat curatele nodig is om de betrokkene te beschermen tegen financieel misbruik door derden. Artikel 1:378 BW stelt als voorwaarde dat er niet een meer passende en minder verstrekkende maatregel bestaat die de betrokkene voldoende beschermt. Het beschermingsbewind blijkt betrokkene onvoldoende te beschermen. Ondanks het beschermingsbewind maakt een derde persoon misbruik van hem en doet uitgaven in zijn naam. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Erkenning huwelijk naar Syrisch recht met minderjarige bruid

Nr: 24070 Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-08-2024 ECLI:NL:RBZWB:2024:5839 Jurisprudentie Rechtseenheid Echtscheiding
IPR
10:31 BW; 10:33 BW

Rechtsvraag

Kan het in Syrië gesloten huwelijk in Nederland erkend worden, terwijl de vrouw ten tijde van het huwelijk minderjarig was?

Overweging

De rechtbank erkent het huwelijk van partijen, ondanks dat de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting minderjarig was. De rechtbank oordeelt dat dit niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omdat de vrouw op het moment waarop zij erkenning van het huwelijk heeft verzocht, wel de leeftijd van 18 jaar had bereikt.

Naar Syrisch recht krijgen de gehuwde ouders van rechtswege beiden het ouderlijk gezag over de tijdens het huwelijk geboren kinderen. De rechtbank gaat er dus van uit dat de ouders beiden met het ouderlijk gezag belast zijn. 

Lees verder
 

Opheffen bewind

Nr: 24071 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-08-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:5268 Jurisprudentie Rechtseenheid Curatele, bewind en mentorschap 1:449 BW

Rechtsvraag

Kan het bewind over de goederen van verzoeker worden opgeheven?

Overweging

Het hof heft het bewind van de verzoeker op omdat hij met succes een zelfredzaamheidstraject heeft doorlopen. De bewindvoerder staat achter het verzoek tot opheffen omdat verzoeker volgens de bewindvoerder voldoende hulp kan krijgen uit zijn omgeving en instanties die op vrijwillige basis werken.

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Mondelinge uitspraak eenhoofdig gezag in afwezigheid vader

Nr: 24072 Rechtbank Midden-Nederland, 20-08-2024 ECLI:NL:RBMNE:2024:5265 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 29a Rv

Rechtsvraag

Kan de rechter bij mondelinge uitspraak het gezamenlijk gezag wijzigen in eenhoofdig gezag terwijl de vader daarbij niet aanwezig is?

Overweging

De rechtbank heeft bij mondelinge uitspraak het gezamenlijk gezag gewijzigd in eenhoofdig gezag voor de moeder. De vader was daar niet bij aanwezig. In artikel 29a Rv staat dat de rechter enkel een mondelinge uitspraak kan doen wanneer alle partijen daarbij aanwezig zijn, óf als er een spoedeisend belang is bij een mondelinge uitspraak. De rechtbank overweegt dat in dit geval sprake is van een spoedeisend belang bij een mondelinge uitspraak over het ouderlijk gezag. De minderjarige is onder toezicht gesteld maar de GI wil de ondertoezichtstelling niet verlengen. De ondertoezichtstelling richt zich enkel nog op de gezagsuitoefening door de vader. Nu de ondertoezichtstelling eindigt, ontstaat er een periode waarin de ouders gezamenlijk gezag hebben zonder dat de GI betrokken is om bij gezagsbeslissingen in te grijpen. Deze situatie acht de rechtbank niet in het belang van de minderjarige. 

Cursussen binnenkort:

Lees verder
 

Family life en een nauwe persoonlijke betrekking tussen de minderjarige en anderen kunnen niet contractueel worden uitgesloten

Nr: 24061 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-08-2024 ECLI:NL:GHARL:2024:5151 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Gezag en omgang
Algemeen
798 lid 1 Rv; 1:377a BW.

Rechtsvraag

Is de partner van de biologische vader ook belanghebbende en bestaat er (intended) family life tussen het kind en de biologische vader en zijn partner? 

Overweging

Het kind is geboren uit een van de moeders, en erkend door de andere moeder. De moeders hebben voor de geboorte met de biologische vader en zijn partner een overeenkomst gesloten, waarin zij afspraken hebben gemaakt over de rol van de biologische vader en zijn partner (hierna gezamenlijk te noemen: de vaders) in het leven van het kind. De omgangsregeling die zij zijn overeengekomen, is stil komen te liggen. De vaders hebben verzocht een omgangsregeling vast te leggen. 

Het hof oordeelt dat ook de partner van de biologische vader belanghebbende is in deze procedure omdat uit de rechtspraak van het EHRM blijkt dat een persoon die aanspraak kan maken op bescherming van zijn familie- of gezinsleven dan wel zijn privéleven, tevens aanspraak erop kan maken dat hij in voldoende mate betrokken wordt in het besluitvormingsproces dat kan leiden tot een inmenging in dat familie- en gezingsleven c.q. privéleven. De partner doet een onderbouwd (zelfstandig) beroep op het recht op omgang, en is aldus belanghebbende.

De moeders beroepen zich op de afspraken in de overeenkomst, waaronder de afspraak dat de vaders geen juridische aanspraak zouden maken op de rechten die een vader normaal gesproken zou hebben. Het hof oordeelt dat het niet ter vrije bepaling van partijen staat om het bestaan van family life / een nauwe persoonlijke betrekking tussen de minderjarige en anderen bij voorbaat in een overeenkomst uit te sluiten, en dus kunnen zij ook de rechtsbescherming daaromtrent niet bij overeenkomst uitsluiten.

Voor beide vaders oordeelt het hof dat zij in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarige staan. Daarbij spelen de afspraken in de overeenkomst met de moeders, en de feiten en omstandigheden die zich sinds de geboorte van de minderjarige hebben voldaan een rol. Dat de partner van de biologische vader geen biologisch ouder is, is daarbij niet van belang.  

Lees verder
 

Nevenvoorziening partneralimentatie kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard

Nr: 24055 Gerechtshof Amsterdam, 06-08-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:2176 Jurisprudentie Rechtsontwikkeling Alimentatie
Echtscheiding
Procesrecht
843a Rv; 826 lid 1 sub c Rv; 822 lid 1 sub e Rv; 1:156 BW; 288 Rv.

Rechtsvraag

Kan de uitvoerbaarheid van de bestreden echtscheidingsbeschikking op het punt van de partneralimentatie worden geschorst?

Overweging

Het hof overweegt dat artikel 826 Rv door de Wet van 9 maart 2023 tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (tegengaan huwelijkse gevangenschap en enige andere onderwerpen), Stb. 2023, 84 (hierna ook: Wet van 9 maart 2023), met ingang van 1 juli 2023 is gewijzigd. Sinds de wijziging is de voorlopige voorziening betreffende de voorlopige partneralimentatie van kracht totdat een beslissing over een gedaan nevenverzoek tot partneralimentatie onherroepelijk is geworden. Daardoor is het strijdig met de wet als een beslissing over de nevenvoorziening partneralimentatie uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Volgens artikel 288 Rv kan de rechter de eindbeschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren, tenzij uit de wet anders voortvloeit (vgl. artikel 233 lid 1 Rv). Het hof schorst de werking van de beslissing over de partneralimentatie, omdat de rechtbank deze wettelijke systematiek heeft miskend.

Lees verder
 

Belangenafweging bij toekenning huurrecht

Nr: 24076 Gerechtshof Amsterdam, 06-08-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:2488 Jurisprudentie Geschilbeslechting Echtscheiding 827 Rv; 7:266 BW

Rechtsvraag

Welke echtgenoot heeft meer belang bij het huurrecht van de echtelijke woning?

Overweging

De man en de vrouw zijn beiden kwetsbaar en komen beiden in een lastige positie te verkeren bij toewijzing van het huurrecht aan de ander. Het hof kent het huurrecht toe aan de man en oordeelt dat is komen vast te staan dat de man kwetsbaarder is dan de vrouw, en dat de man meer gebonden is aan de regio dan de vrouw. De man heeft een WSW-indicatie en werkt op een speciale werkplek, dichtbij de woning. De vrouw werkt momenteel niet en is daarom ook niet gebonden aan de woonplaats voor het zoeken naar een andere woning. Dat de man een langere inschrijftijd heeft bij Woningnet dan de vrouw, maakt dit niet anders.

Lees verder
 

Eenhoofdig gezag noodzakelijk voor goede uitvoering ondertoezichtstelling

Nr: 24057 Gerechtshof Amsterdam, 30-07-2024 ECLI:NL:GHAMS:2024:2139 Jurisprudentie Geschilbeslechting Gezag en omgang 1:253n BW; artikel 1:251a BW.

Rechtsvraag

Is er een grond voor eenhoofdig gezag?

Overweging

Het hof overweegt dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is van de wetgever, en dat volgens vaste jurisprudentie het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer meebrengt dat het gezag in het belang van de minderjarige aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg samen kunnen nemen, althans afspraken kunnen maken over situaties die zich rond hun kind voordoen zodat de minderjarige niet klem over verloren raakt.

In casu heeft de minderjarige geen contact met de vader en is de minderjarige onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst in een instelling voor gesloten jeugdhulp. De GI heeft vooral veel werk aan het aansturen van de vader en het hulpverleningstraject van de minderjarige komt onvoldoende op gang.  Gebleken is dat onheuse bejegeningen van de zijde van de vader richting de moeder en de GI en onderlinge discussies met de vader over wat de minderjarige nodig heeft, de hulpverlening voor minderjarige in het verleden hebben verstoord en bij haar onrust en stress hebben veroorzaakt waardoor haar ontwikkeling naar volwassenheid is gestagneerd. Het hof is daarom van oordeel dat eenhoofdig gezag voor de moeder noodzakelijk is in het belang van de minderjarige.

Cursussen binnenkort:

Lees verder