VAKnieuws
sorteer op datum sorteer op nummer | |
---|---|
23006
Erkenning en verkrijging Nederlanderschap minderjarigeHoge Raad der Nederlanden, 13-01-2023 ECLI:NL:HR:2023:27 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingGezag en omgang 10:100 BW, 10:101 BW Rechtsvraag Heeft de rechtbank ten onrechte dan wel zonder toereikende motivering beslist dat de door de rechtbank aangenomen erkenning tot gevolg heeft gehad dat de minderjarige het Nederlanderschap heeft gekregen, gelet op het (vermeende) eerdere huwelijk van de man? OverwegingUit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling door de rechtbank op 23 november 2021 blijkt dat de man heeft bevestigd dat hij op 7 januari 2010 in de Dominicaanse Republiek gehuwd was met een andere vrouw dan de moeder van de minderjarige en dat uit dat huwelijk op 30 augustus 2010 een tweeling is geboren. In het licht van die omstandigheden kon de rechtbank niet zonder meer ervan uitgaan dat op 28 december 2010 de man niet gehuwd was met een andere vrouw dan de moeder van de minderjarige. Indien de man op die datum nog wel gehuwd was met een andere vrouw, diende de rechtbank in verband met het bepaalde in art. 1:204 lid 1, aanhef en onder e, (oud) BW (zie hiervoor in 3.4) vast te stellen of aannemelijk was dat tussen de man en de moeder van de minderjarige een band bestond of had bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op een lijn viel te stellen of dat tussen de man en de minderjarige een nauwe persoonlijke betrekking bestond. Door zonder meer te oordelen dat de minderjarige door de erkenning per 28 december 2010 het Nederlanderschap heeft verkregen, heeft de rechtbank het voorgaande miskend. De hiervoor in 3.1 genoemde klacht slaagt. |
|
23001
Toetsingskader kinderalimentatie aan ouder zonder hoofdverblijf kinderenHoge Raad der Nederlanden, 23-12-2022 ECLI:NL:HR:2022:1924 Jurisprudentie - RechtseenheidAlimentatie 1:397 BW, 1:404 BW Rechtsvraag Zijn er bijzondere omstandigheden nodig om kinderalimentatie op te leggen aan de ouder bij wie de kinderen hoofdverblijf hebben ten behoeve van het verblijf bij de andere ouder? OverwegingDe vraag of en, zo ja, in hoeverre de ouder bij wie het kind meer dan incidenteel verblijft, maar niet zijn hoofdverblijf heeft, jegens de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft, aanspraak kan maken op een bijdrage in de kosten die zijn gemoeid met verzorging en opvoeding van het kind gedurende dat meer dan incidentele verblijf, moet worden beantwoord aan de hand van de wettelijke maatstaven van draagkracht en behoefte als bedoeld in titel 17 van Boek 1 BW (art. 1:397 leden 1 en 2 BW en art. 1:404 lid 1 BW). De wetsgeschiedenis, weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.25-2.27, bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat afwijking van die wettelijke maatstaven in een geval als hier aan de orde, in overeenstemming is met de bedoeling van de wetgever. Anders dan het hof tot uitgangspunt heeft genomen, is voor het opleggen van een verplichting aan de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft, om bij te dragen in de zorgkosten van de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijf heeft, niet vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
Binnenkort:
Actualiteiten huwelijksvermogensrecht |
|
23002
GGZ: Wvggz biedt geen grondslag voor anticonceptie als verplichte zorgHoge Raad der Nederlanden, 09-12-2022 ECLI:NL:HR:2022:1850 Jurisprudentie - RechtsontwikkelingGGZ 3:2 Wvggz, 8 EVRM Rechtsvraag Kan anticonceptie als verplichte zorg worden toegepast? OverwegingDe Wvggz bevat geen bepaling of regeling die specifiek ziet op het gedwongen toepassen van anticonceptiemiddelen. In de parlementaire geschiedenis van de Wvggz is geen aandacht besteed aan de vraag of het gedwongen toepassen van anticonceptiemiddelen kan gelden als vorm van verplichte zorg onder de Wvggz. Gelet op het vereiste dat gedwongen anticonceptie, als beperking van de aan art. 8 EVRM te ontlenen rechten, bij wet is voorzien, betekent dit dat, behoudens in de hierna in 3.2.3 te bespreken gevallen, de Wvggz geen wettelijke grondslag biedt voor gedwongen anticonceptie. In het bijzonder biedt de Wvggz geen wettelijke grondslag voor het verplicht toepassen van anticonceptiemiddelen ter voorkoming van zogenoemd onverantwoord ouderschap of van ernstige nadelen die voor de betrokkene zouden zijn verbonden, niet zozeer aan de zwangerschap of de bevalling zelf, maar aan het krijgen van een kind. De Wvggz biedt evenmin een grondslag voor verplichte anticonceptie ter voorkoming van ernstig nadeel voor een toekomstig kind. |
|
23003
Passeren bewijsaanbod in bewindvoeringszaakHoge Raad der Nederlanden, 09-12-2022 ECLI:NL:HR:2022:1849 Jurisprudentie - GeschilbeslechtingCuratele, bewind en mentorschap 194 Rv, 284 Rv, 1:431 BW Rechtsvraag Heeft het hof het bewijsaanbod van rechthebbende terecht gepasseerd? OverwegingOnderdeel II richt zich tegen het door het hof passeren van het door [rechthebbende] gedane bewijsaanbod. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft [rechthebbende] bij brief enkele nadere stukken in het geding gebracht en verzocht om zijn GGZ-begeleidster als getuige te horen met betrekking tot misbruik van omstandigheden door [verweerster] en de zoon. Ter zitting is dit bewijsaanbod herhaald. Dit aanbod is vervolgens door het hof gepasseerd, maar niet blijkt op welke grond. Het hof is dan ook uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, dan wel heeft zijn oordeel ter zake onvoldoende gemotiveerd, aldus het onderdeel. Deze klacht slaagt. Uit de processtukken blijkt dat [rechthebbende] in de brief waarin is verzocht om de GGZ-begeleidster als getuige te horen, bezwaren heeft geuit tegen de benoeming van [verweerster] tot bewindvoerder en daarbij onder meer omstandigheden heeft genoemd waarbij de GGZ-begeleidster betrokken was. Op de zitting zijn de bezwaren herhaald en toegelicht en is opnieuw verzocht om de GGZ-begeleidster als getuige te horen. Het hof heeft dit verzoek ongemotiveerd afgewezen. Daarmee is niet kenbaar op welke grond het hof het bewijsaanbod heeft gepasseerd.
Binnenkort:
Executele versus vereffening |