VAKnieuws
Vermogen speelt een rol bij draagkrachtRechtsvraagMag van de gepensioneerde onderhoudsplichtige verwacht worden dat hij inteert op zijn vermogen of dat hij zijn vermogen rendabel maakt? OverwegingHet hof overweegt als volgt. Voor de bepaling van de draagkracht van de onderhoudsplichtige, in dit geval de man, is niet alleen zijn inkomen van belang, maar ook de omvang van zijn vermogen. Daarbij gaat het niet alleen om de middelen waarover de onderhoudsplichtige beschikt, maar ook over die waarover hij kan of had kunnen beschikken. Of van een alimentatieplichtige kan worden gevergd dat hij inteert op zijn vermogen of dat rendabel maakt, hangt af van de omstandigheden van het geval. Cursussen binnenkort: |
|
Geen concrete ontwikkelingsbedreiging, geen ondertoezichtstellingRechtsvraagKan de ondertoezichtstelling verlengd worden om te monitoren of het goed blijft gaan? OverwegingHet hof oordeelt in deze zaak dat de rechtbank de ondertoezichtstelling ten onrechte heeft verlengd. Vast staat dat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen waren, en om die reden is de minderjarige ook uit huis geplaatst geweest. De minderjarige woont nu weer bij de moeder. De gecertificeerde instelling heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht om te monitoren of het goed blijft gaan. Het hof oordeelt dat de gecertificeerde instelling niet heeft gesteld en onderbouwd dat er nog sprake is van een concrete ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof benadrukt in dit kader nadrukkelijk dat een ondertoezichtstelling is bedoeld om concrete ernstige ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, niet om de ontwikkeling van een minderjarige te volgen of om een vinger aan de pols te houden. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Ouder mag kosten kind niet betalen van het vermogen van het kindRechtsvraagHeeft de vader op onjuiste wijze uitvoering gegeven aan het bewind over het vermogen van zijn minderjarige dochter, door haar vermogen aan te wenden voor de kosten van haar levensonderhoud? OverwegingHet hof oordeelt dat de vader niet op een goede wijze uitvoering heeft gegeven aan het bewind over het vermogen van zijn minderjarige dochter. De met het gezag belaste ouders zijn ook gezamenlijk bewindvoerders over het vermogen van hun minderjarige kind. Zij moeten als een goed bewindvoerder handelen. De vader heeft de spaarrekening op naam van de minderjarige gesloten, en het geld overgemaakt naar zijn eigen rekening. Hij vindt dat hij dit bedrag niet aan de minderjarige hoeft terug te betalen omdat hij het geld heeft besteed aan haar levensonderhoud. Het hof overweegt dat op grond van artikel 1:392 BW de ouders verplicht zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen. Dat moet vanuit hun eigen inkomsten of vermogen worden gedaan en niet vanuit het vermogen van het kind. Cursussen binnenkort: |
|
Klachtprocedure artikel 8:7 Wvggz alleen voor klachten over verplichte zorgRechtsvraagKan de betrokkene die op vrijwillige basis in een accomodatie verblijft, via de klachtprocedure van artikel 8:7 Wvggz een klacht indienen? OverwegingDe betrokkene verblijft op vrijwillige basis in een woonvoorziening. Daarnaast is voor de betrokkene een zorgmachtiging afgegeven, waarin onder meer de maatregel van 'opnemen in een accommodatie' is opgenomen. De betrokkene heeft te horen gekregen dat hij vanwege zijn gedrag moet vertrekken uit de woonvoorziening, en heeft daarover een klacht ingediend bij de klachtcommissie ex 8:7 Wvggz. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 8:7 Wvggz enkel geldt voor klachten over de uitvoering van verplichte zorg. Nu vast staat dat betrokkene op vrijwillige basis in de woonvoorziening verbleef, is de klachtenprocedure van de Wvggz niet van toepassing. Klachten over (de beëindiging van) de verlening van vrijwillige zorg kunnen in de klachtenprocedure van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) aan de orde worden gesteld. Dat voor betrokkene ook een zorgmachtiging was afgegeven voor onder meer het 'opnemen in een accommodatie' maakt het voorgaande niet anders omdat de klachtmogelijkheid uit artikel 8:7 Wvggz niet bedoeld is voor het effectueren van een aanspraak op een in de zorgmachtiging genoemde vorm van verplichte zorg. Uit art. 8:9 Wvggz volgt dat het aan de zorgverantwoordelijke is om te beslissen of wordt overgegaan tot toepassing van enige in de zorgmachtiging genoemde vorm van verplichte zorg. |
|
Vrijstelling verplichte procesvertegenwoordiging gecertificeerde instellingRechtsvraagIs de gecertificeerde instelling op grond van artikel 1:283 BW ook vrijgesteld van procesvertegenwoordiging bij het indienen van een verweerschrift en in een procedure in hoger beroep? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat gelet op de wetsgeschiedenis, artikel 1:283 BW zo moet worden gelezen dat de vrijstelling van verplichte procesvertegenwoordiging voor de gecertificeerde instelling ook geldt bij het indienen van een verweerschrift, en ook in hoger beroep. Cursussen binnenkort: |
|
Turks huwelijksvermogensrechtRechtsvraagZijn de gouden sierraden die de vrouw tijdens het huwelijksfeest heeft gekregen, onderdeel van het te verrekenen vermogen? OverwegingIn het Turks recht geldt als wettelijks ysteem een regime van verwervingsdeelneming. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen verwervingen en persoonlijk vermogen. De verwervingen dienen bij ontbinding van het huwelijk te worden verrekend. Verwervingen zijn vermogensbestanddelen die iedere echtgenoot gedurende het regime van verwervingsdeelneming onder bezwarende titel heeft verkregen. T ot het persoonlijk vermogen behoort op grond van de wet onder meer het vermogen dat ieder van partijen voor het huwelijk al had en het goed dat alleen voor persoonlijk gebruik door een van de echtgenoten bestemd is (artikel 220 lid 1 en 2 TBW). Het hof oordeelt dat de gouden sieraden tot het persoonlijk vermogen van de vrouw behoren, en dus niet hoeven te worden meegenomen in de verrekening. De sieraden zijn tijdens het huwelijksfeest aan de vrouw gegeven en het huwelijksfeest vond plaats voor de juridische huwelijksvoltrekking. Cursussen binnenkort: |
|
Tijdens hoger beroep over kinderalimentatie gebleken bewind moederRechtsvraagWanneer een vordering of verzoek ex 1:441 BW had moeten worden ingediend door de bewindvoerder van de eiser of verzoeker en dat niet is gebeurd, kan dat gebrek in hoger beroep dan nog worden hersteld? OverwegingPas tijdens de mondelinge behandeling bij het hof kwam naar voren dat de vrouw al enkele jaren onder bewind stond. Ex 1:441 BW had de bewindvoerder de alimentatieprocedure moeten starten. Het hof heeft de bewindvoerder tijdens het hoger beroep in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen, conform de regels die volgen uit de prejudiciële beslissing van prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525. De Hoge Raad oordeelt dat dit kan. Zolang de procedure niet door een onherroepelijk geworden uitspraak is geëindigd, kan de bewindvoerder in het geding verschijnen om dit, ook wat betreft de in eerste aanleg verrichte proceshandelingen, als formele procespartij over te nemen. Cursussen binnenkort: |
|
Wvggz: behoorlijke oproeping betrokkeneRechtsvraagKon rechtbank op basis van het niet ter zitting verschijnen vaststellen dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen in de zin van artikel 6:1 lid 1 Wvggz? OverwegingArt. 6:1 lid 1 Wvggz bepaalt dat de rechter de betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat de betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. In casu heeft de rechtbank twee zittingen belegd, en op beide zittingen is betrokkene niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat daaruit blijkt dat betrokkene niet bereid was zich te laten horen, en heeft een zorgmachtiging verleend zonder betrokkene te horen. De Hoge Raad overweegt dat de rechtbank moet motiveren waar dit op is gebaseerd, en dat in eerste instantie moet worden vastgesteld of betrokkene wel op de hoogte was van de zitting: " Uit de bestreden beschikking en de overige stukken van het geding blijkt niet dat de rechtbank heeft onderzocht of betrokkene behoorlijk was opgeroepen voor de mondelinge behandeling. Evenmin heeft de rechtbank vastgesteld dat betrokkene langs andere weg bekend was met de plaats en het tijdstip van de mondelinge behandeling. Bij die stand van zaken kon de rechtbank niet vaststellen dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen." |
|
Reiskosten zorg-/omgangsregelingRechtsvraagKan de rechter in het kader van een beslissing over de zorg-/omgangsregeling ook bepalen wie de reiskosten moet dragen, en zo ja, wat geldt dan als uitgangspunt? OverwegingDe Hoge Raad oordeelt dat de rechter in het kader van een beslissing over de zorg-/omgangsregeling tevens een beslissing kan nemen over de reiskosten die gemaakt moeten worden om de regeling uit te voeren. De rechter kan bij het treffen van een regeling over de verdeling van de reiskosten acht slaan op alle omstandigheden van het geval. De omstandigheid dat het mogelijk maken van omgang tussen een kind en zijn ouders een gedeelde ouderlijke verantwoordelijkheid is, brengt niet mee dat in de regel of als uitgangspunt de reiskosten bij helfte tussen de ouders verdeeld dienen te worden. Indien de reiskosten substantieel zijn, ligt het voor de hand dat de rechter een verschil in draagkracht tussen de ouders in aanmerking neemt bij het vaststellen van een regeling over de verdeling daarvan. Cursussen binnenkort: |
|
Hybride zittingRechtsvraagKan een verzoek om via een videoverbinding deel te nemen aan een zitting enkel worden gehonoreerd als alle partijen daarmee instemmen? OverwegingDe tijdelijke Wet-covid 19 bevatte een bepaling die zittingen via videoverbinding mogelijk maakten. Die wet heeft geen rechtskracht meer. In deze zaak is de vraag aan de orde of deelname aan een zitting via een videoverbinding nu er geen wettelijke grondslag voor is, nog mogelijk is zonder dat alle partijen daarmee instemmen. De Hoge Raad oordeelt van wel. De wet bevat geen bepalingen die daaraan in de weg staan. Wel moet de rechter die van een van partijen een verzoek ontvangt om via een videoverbinding aan de mondelinge behandeling te mogen deelnemen, steeds na te gaan of dat verzoek een legitiem doel dient en of deelname op afstand van die partij op zodanige wijze kan worden georganiseerd dat het recht op een eerlijk proces is gewaarborgd. Bij dat laatste kan ook de aard van de procedure en de hoedanigheid van de verzoekende partij van belang zijn. Voorts dient de rechter een eventueel bezwaar van (een van) de andere partij(en) tegen toewijzing van het verzoek in zijn beoordeling te betrekken en daarop gemotiveerd te beslissen. De Hoge Raad overweegt daarnaast dat het de voorkeur heeft dat alle partijen fysiek aanwezig zijn ter zitting. Cursussen binnenkort: |
|
Vervolg op HR 30 augustus 2019 ECLI:NL:HR:2019:1292Rechtsvraag'Potovereenkomst': uitvoeringsovereenkomst verrekenbeding huwelijkse voorwaarden of nadere huwelijkse voorwaarde? Vergoedingsrecht: voldoening aan natuurlijke verbintenis? OverwegingPotovereenkomst: Echtgenoten die onder huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd kunnen overeenkomen op welke wijze zij uitvoering zullen geven aan een daarin voorkomend beding. Voor zover die wijze van uitvoering blijft binnen de kaders van het betrokken beding, behoeft zo’n nadere overeenkomst niet notarieel te worden vastgelegd. Voor zover de nadere overeenkomst naar inhoud of uitkomst afwijkt van dat beding, is evenwel sprake van een nadere huwelijkse voorwaarde. Op grond van art. 1:115 lid 1 BW moet een dergelijke overeenkomst in zoverre op straffe van nietigheid bij notariële akte worden aangegaan. T ussen partijen staat vast dat er op grond van de huwelijkse voorwaarden niets te verrekenen valt. Uitvoering van de potovereenkomst leidt volgens het hof echter wél tot verrekening. Gelet hierop heeft het hof miskend dat slechts sprake kan zijn van een overeenkomst tot uitvoering van een beding in de huwelijkse voorwaarden als de wijze van uitvoering blijft binnen de kaders van het betrokken beding Vergoedingsrecht of natuurlijke verbintenis? Een investering van een echtgenoot in een woning van de andere echtgenoot, kan leiden tot vermogensopbouw door laatstgenoemde echtgenoot en daarmee tot diens verzorging na het huwelijk. Er is dan sprake van een natuurlijke verbintenis en er is geen vergoedingsrecht ontstaan. Dit kan onder omstandigheden ook wanneer de andere echtgenoot de woning niet in eigendom heeft maar in erfpacht. In casu heeft d e vrouw niet gesteld dat zij ten tijde van de verbouwing van de woning geen vermogen had. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het hof, zodat opnieuw kan worden beoordeeld of de man met zijn bijdragen aan de verbouwing van de woning heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis jegens de vrouw. Cursussen binnenkort: |
|
Ambtshalve ontslag bewindvoerderRechtsvraagHeeft de kantonrechter de bewindvoerder gerechtvaardigd ontslagen? OverwegingHet hof oordeelt dat de kantonrechter de bewindvoerder terecht heeft ontslagen. De bewindvoerder heeft het vermogen van de rechthebbende niet goed genoeg beheerd, geen machtigingen van de kantonrechter gevraagd (ook niet achteraf) terwijl dat wel moest, en de kantonrechter onvoldoende in staat gesteld om zijn toezichthoudende taak uit te voeren door pas in oktober 2023 rekening en verantwoording af te leggen over de jaren 2020 t/m 2022. De wens van de rechthebbende is dat de bewindvoerder haar bewindvoerder blijft. Haar wens is wel belangrijk, maar voor het hof wegen de gebreken in de bewindvoering en de transparantie daarvan zwaarder. Het vermogen van de rechthebbende daalt gestaag vanwege het grote verschil tussen haar uitgaven en inkomsten, met name haar liquide middelen, terwijl de kantonrechter onvoldoende in staat is gesteld om toezicht te houden op het bewind. |