VAKnieuws
Geen wijziging van het dictum beoogdRechtsvraagBelang bij hoger beroep? OverwegingHet gaat in deze zaak om de vaststelling van kinderalimentatie. De man heeft principaal hoger beroep ingesteld tegen de wijze waarop de rechtbank de behoefte van de kinderen heeft berekend. De man verzoekt de bestreden beschikking voor zover die ziet op het NBI van de man en het jaar van uiteengaan van partijen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat bij de berekening van de kinderen voor het vaststellen van een onderhoudsbijdrage moet worden uitgegaan van het jaar 2020 in plaats van het jaar 2019. Het hof oordeelt dat de man met zijn hoger beroep niet beoogt een ander dictum te krijgen. Anders dan de man stelt, heeft de overweging van de rechtbank waarin de behoefte van de kinderen wordt berekend, geen kracht van gewijsde. De man heeft daarom geen rechtens relevant belang bij het hoger beroep. De man wordt niet-ontvankelijk verklaard. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, ook tegen de overweging van de rechtbank over de behoefte van de kinderen. Ook de vrouw wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat zij geen wijziging van het dictum beoogd en aldus geen rechtens relevant belang heeft bij het hoger beroep. Cursussen binnenkort: |
|
Uitzonderingsgronden erkenning buitenlands vonnisRechtsvraagMoet de beslissing van de Spaanse rechter over het ouderlijk gezag zonder meer erkend worden? OverwegingOp deze procedure is de Brussel II bis Verordening van toepassing. Op basis van de Brussel II bis Verordening dient de Nederlandse rechter de vonnissen van andere lidstaten te erkennen zonder dat daar een procedure met een inhoudelijke toets voor vereist is. Ingevolge artikel 23 van de Brussel II bis Verordening, aanhef en onderdeel c en d, wordt een beslissing betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid (onder meer) niet erkend: c) indien het stuk waarmee het geding is ingeleid of een gelijkwaardig stuk niet tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging noodzakelijk was, aan de persoon tegen wie verstek werd verleend, is medegedeeld of betekend, tenzij vaststaat dat deze persoon ondubbelzinnig met de beslissing instemt; d) ten verzoeke van een ieder die beweert dat de beslissing in de weg staat aan de uitoefening van zijn ouderlijke verantwoordelijkheid, indien zij is gegeven zonder dat deze persoon in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Deze gronden tot weigering van erkenning moeten strikt worden uitgelegd, omdat het de verwezenlijking van een van de fundamentele doelstellingen van Brussel II bis belemmert. De moeder heeft haar stelling dat de vader in de procedure over het ouderlijk gezag in Spanje behoorlijk is opgeroepen niet met stukken onderbouwd. Het hof ziet in het vonnis van de Spaanse rechter ook niet terugkomen dat de Spaanse rechter heeft getoetst of de man voldoende is opgeroepen. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Omgangsregeling uitvoerbaar bij lijfsdwangRechtsvraagIs lijfsdwang in casu een passend dwangmiddel? OverwegingHet hof oordeelt dat er geen grond is om de omgang tussen de vader en het kind te ontzeggen. Er zijn geen contra-indicaties. De moeder werkt niet mee aan het opbouwen van de omgang tussen de vader en het kind. Er is sprake van een jarenlang patroon waarbij de moeder bwust geen medewerking verleent. Uit de medische stukken van de moeder is niet gebleken dat de moeder het psychisch niet aan zou kunnen. Het hof verwacht niet dat de moeder de omgangsregeling zal nakomen zonder dwangmiddel. Eerdere dwangsommen hebben niet geholpen. De moeder is een keer de omgangsregeling nagekomen, en dat was toen er een lijfsdwang aan verbonden was. Het hof oordeelt dat in dit geval lijfsdwang een passende dwangmaatregel is, die voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het hof gaat daarbij uit van een rol van de gecertificeerde instelling, die volgens het hof er voor kan zorgen dat een eventuele lijfsdwang op zodanige wijze kan worden georganiseerd dat de minderjarige er zo min mogelijk negatieve gevolgen van ondervindt. Cursussen binnenkort: |
|
Hoger beroep tegen afwijzing verlenging ondertoezichtstelling niet mogelijk nadat de ondertoezichtstelling van rechtswege is geëindigd.RechtsvraagTot wanneer kan in hoger beroep worden opgekomen tegen de afwijzing van een verzoek tot verlenging van een ondertoezichtstelling? OverwegingIn eerste aanleg heeft de rechtbank bij beschikking van 11 oktober 2023 het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De ondertoezichtstelling liep daardoor van rechtswege af op 14 oktober 2023, het einde van de eerder verleende ondertoezichtstelling. De vader is in hoger beroep gekomen tegen deze afwijzing, maar hij heeft zijn hoger beroep ingesteld na 14 oktober 2023, dus na het van rechtswege eindigen van de ondertoezichtstelling. Volgens vaste jurisprudentie kan een ondertoezichtstelling niet meer verlengd worden als de ondertoezichtstelling op dat moment al van rechtswege is geëindigd. De vader is daarom niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Cursussen binnenkort: |
|
Het doel van het hoger beroep moet duidelijk zijnRechtsvraagMoet een onduidelijk petitum in het hoger beroep leiden tot niet-ontvankelijkheid? OverwegingDe man is in hoger beroep gekomen tegen de echtscheidingsbeschikking. Hij richt zijn grieven tegen de beslissingen over de partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. In zijn petitum verzoekt hij de beschikking van de rechtbank op deze punten te vernietigen en opnieuw te beslissen over deze onderwerpen. De vrouw vindt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep omdat de man geen duidelijk verzoek heeft gedaan. Het hof overweegt dat het beroepschrift op grond van de artikelen 359 juncto 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan bepaalde eisen moet voldoen. Het beroepschrift moet een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust omvatten. Het hof is van oordeel dat ondanks het onduidelijke petitum van de man, uit de grieven en de onderbouwing daarvan voldoende duidelijk blijkt wat de man met het hoger beroep wil bereiken. Het hof oordeelt dat de man wel ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Zowel de verzoeken in het prinicipaal hoger beroep als de verzoeken in het incidenteel hoger beroep worden vervolgens afgewezen, voornamelijk omdat er onvoldoende is gesteld en onderbouwd. Cursussen binnenkort: |
|
Inkorting giften wegens tekort in nalatenschap voor de legitieme portiesRechtsvraagMoeten de door erflaatster gedane giften worden ingekort zodat de legitieme vorderingen kunnen worden voldaan? OverwegingIn deze casus heeft de erflaatster haar woning verkocht aan een van haar erfgenamen (hierna: appellant 1). Appellant 1 heeft de koopprijs voldaan als volgt: een deel van de koopprijs is weggestreept tegen het gebruiksrecht van de erflaatster zolang zij nog zou leven, een deel van de koopprijs is weggestreept tegen de vordering van appellant 1 op erflaatster met betrekking tot de nalatenschap van de al eerder overleden echtgenoot van erflaatster, een deel van de koopprijs heeft erflaatster aan appellant 1 geschonken en een deel van de koopprijs heeft appellant 1 van erflaatster geleend, en erflaatster heeft dit bedrag later kwijtgescholden. Erflaatster heeft ook een schenking gedaan aan appellant 2. Uit de nalatenschap moeten meerdere schulden worden voldaan, en na voldoening daarvan blijft er onvoldoende over om de legitime porties van geïntimeerde 1 en geïntimeerde 2 in de nalatenschap van erflaatster te voldoen. Het hof overweegt dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot legtieme vormen een feitelijke beperking van de testeervrijheid van erflaatster inhouden. De legitieme portie is een wettelijk vastgesteld recht van geïntimeerden. Nu vaststaat dat de nalatenschap van erflaatster (zonder giften) negatief is, verklaart het hof voor recht dat de genoemde giften moeten worden betrokken bij de berekening van de legitieme rechten van geïntimeerden en dat deze giften in aanmerking komen voor inkorting door geïntimeerden op de voet van de artikel 4:89 en 4:90 BW ter voldoening van hun legitieme porties. Cursussen binnenkort: |
|
Uitzondering op tweeconclusieregel niet aanvaardbaar wegens strijd met de goede procesordeRechtsvraagBeroep ter zitting op ontbreken woonlasten alimentatiegerechtigde in strijd met de tweeconclusieregel? OverwegingGeen van partijen heeft grieven gericht tegen de wijze waarop de rechtbank de huwelijkse behoefte heeft vastgesteld. Pas tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep doet de man een beroep op het feit dat de vrouw in werkelijkheid geen woonlasten heeft en dat haar behoefte daarom lager is dan de door de rechtbank berekende behoefte. Het hof overweegt dat in alimentatiezaken er soms redenen kunnen zijn om in afwijking van de tweeconclusieregel een nieuwe stelling alsnog toe te laten zod at de vaststelling van de uitkering tot levensonderhoud berust op een juiste en volledige waardering van de van belang zijnde omstandigheden zoals die zijn ten tijde van de uitspraak . Maar een dergelijke afwijking mag geen strijd met de openbare orde opleveren. Het hof concludeert dat in dit geval het toelaten van het beroep van de man op het ontbreken van woonlasten aan de zijde van de vrouw in strijd is met de goede procesorde. De man had dit beroep eerder kunnen doen. Cursussen binnenkort: |
|
Erkenning van Algerijnse echtscheidingRechtsvraagKan de in Algerije uitsproken echtscheiding erkend worden? OverwegingDe vrouw heeft in Nederland de echtscheiding verzocht op een moment waarop de man in Algerije al de echtscheiding had verzocht. In eerste aanleg was de procedure in Algerije niet bekend bij de rechtbank. De man is niet verschenen in de procedure in Nederland en de rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken. In hoger beroep verzoekt de man om de in Algerije uitgesproken echtscheiding te erkennen en de beschikking van de rechtbank in Nederland aangaande de echtscheiding te vernietigen. Het hof overweegt dat erkenning van een beslissing van een Algerijnse rechter niet valt binnen het formele toepassingsgebied van de erkenningsregelingen in de Verordening Brussel II-bis. Ook bestaat er geen verdrag of andere regeling betreffende de erkenning tussen Nederland en Algerije. Het hof toetst de erkenning op grond van het Nederlandse commune internationale privaatrecht zoals in de wet opgenomen in de artikelen 10:56 BW tot en met 10:59 BW. Het hof toetst de rechtsmacht van de Algerijnse rechter, de behoorlijke rechtspleging in de Algerijnse echtscheidingsprocedure en de verenigbaarheid van de erkenning met de Nederlandse openbare orde. Het hof overweegt dat volgens de wetsgeschiedenis met ‘kennelijk onverenigbaar met de openbare orde’ tot uitdrukking is gebracht dat sprake zal moeten zijn van een manifeste strijd met de waarden die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden beschouwd. Dit betekent dat de openbare orde slechts in uitzonderlijke gevallen tegen de erkenning van een buitenlandse beslissing kan worden ingezet. Het hof oordeelt dat het feit dat de vrouw in Algerije zelf de echtscheiding niet kon verzoeken, geen strijd oplevert met de Nederlandse openbare orde. De vrouw heeft immers in dezelfde periode in Nederland de echtscheiding verzocht, en is in de procedure in Algerije verschenen en vertegenwoordigd door een advocaat. Daarbij laat het hof ook meewegen dat de Nederlandse rechter wel naar Nederlands recht kan beoordelen of de vrouw recht heeft op partneralimentatie. Cursussen binnenkort: |
|
Vervangende toestemming Islamitische / openbare basisschool en buitenschoolse opvangRechtsvraagIs openbaar onderwijs het uitgangspunt wanneer ouders het niet eens zijn over religieus onderwijs? OverwegingDe ouders van de minderjarige zijn gescheiden. Beide ouders zijn praktiserend moslim, en hebben de wens om de minderjarige een opvoeding te geven waarin de islam in meerdere of mindere mate een belangrijke rol speelt. Zij geven daar wel ieder een andere invulling aan. De moeder wil dat de minderjarige naar een openbare basisschool gaat en de vader wil dat de minderjarige naar een islamitische basisschool gaat. Beide ouders hebben vervangende toestemming voor inschrijving op de door hen gewenste scho(o)l(en) verzocht. Het hof overweegt dat, nu de ouders het niet eens zijn, gekeken moet worden welke vorm van onderwijs het meest in het belang van de minderjarige is. Het hof oordeelt dat de minderjarige recht heeft op, en belang heeft bij het volgen van neutraal onderwijs op een openbare basisschool, zonder religieuze inslag, en dat zij niet dient te worden ingeschreven op een islamitische buitenschoolse opvang. Bij openbaar onderwijs krijgt de minderjarige ruimte voor het vormen van haar eigen geloofsbelijdenis en worden beide ouders in staat gesteld om hun geloofsbelijdenis ieder op hun eigen wijze met de minderjarige te delen, zonder dat de minderjarige op school te veel wordt gestuurd in een richting van één bepaalde uiting van die geloofsbelijdenis. Cursussen binnenkort: |
|
Gezag van gewijsde van een oordeel over het toepasselijke rechtRechtsvraagStrekt het gezag van gewijsde van een in kracht van gewijsde gegane beschikking over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, zich ook uit tot het aan die verdelingsbeslissing ten grondslag gelegde oordeel over het toepasselijke recht? OverwegingHet hof beantwoordt deze vraag bevestigend. In de echtscheidingsprocedure tussen partijen heeft de rechtbank beslist dat het Nederlands recht van toepassing is op het tussen partijen geldende huwelijksvermogensregime, en dat naar Nederlands recht tussen partijen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen geldt. Tevens heeft de rechtbank partijen bevolen over te gaan tot verdeling van hun huwelijksgemeenschap met benoeming van een notaris en onzijdige personen. De man is niet tegen die beschikking in hoger beroep gegaan. Die beschikking is daarom in kracht van gewijsde gegaan. In deze procedure heeft de vrouw de verdeling van de voormalige echtelijke woning gevorderd. De man stelt het toepasselijk recht op het tussen partijen geldende huwelijksvermogensregime aan de orde omdat hij vindt dat de rechtbank in de echtscheidingsprocedure onterecht heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is. Het hof oordeelt dat nu het oordeel over het toepasselijke recht dragend is geweest voor de beslissing over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, het gezag van gewijsde zich ook uitstrekt tot het oordeel over het toepasselijke recht. Cursussen binnenkort: |
|
Rechtmatigheidstoets voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging tot uithuisplaatsingRechtsvraagIs het feit dat de moeder met het destijds onder toezicht gestelde kind naar het buitenland is vertrokken, bij terugkeer grond voor een voorlopige ondertoezichtstelling? OverwegingIn 2020 stond de minderjarige onder toezicht gesteld, en verzocht de gecertificeerde instelling de kinderrechter een machtiging om de minderjarige uit huis te plaatsen bij de vader (destijds zonder gezag). De moeder is toen met de minderjarige naar het buitenland vertrokken, zonder te laten weten waar zij naartoe gingen. Daardoor hebben vader en de minderjarige drie jaar geen contact met elkaar gehad. De moeder en de minderjarige zijn in 2023 teruggekeerd, en bij terugkeer is de minderjarige direct voorlopig onder toezicht gesteld en met spoed uit huis geplaatst bij de (inmiddels met het gezag belaste) vader. Het hof toetst de rechtmatigheid van deze beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling en (spoed)machtiging uithuisplaatsing. Het hof oordeelt dat de kinderrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat er sprake was van een ernstig vermoeden dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling werd bedreigd, omdat de moeder door het kind mee te nemen naar het buitenland, de minderjarige uit haar vertrouwde omgeving heeft weggehaald en heeft onttrokken aan het toezicht van de gecertificeerde instelling. Ook heeft de kinderrechter gezien de omstandigheden op goede gronden een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. Het hof wijst de verzoeken om een contra-expertise, benoeming bijzondere curator en benoeming deskundige af. Cursussen binnenkort: |
|
Haperende omgang rechtvaardigt geen ondertoezichtstellingRechtsvraagHeeft de rechtbank terecht het kind onder toezicht gesteld gelet op het verloop van de omgang met de moeder? OverwegingDe vader wenst de minderjarige in verband met haar epileptische aanvallen niet alleen met de taxi te laten gaan. De moeder stelt dat zij uren onderweg is om de minderjarige te moeten begeleiden en dat zij nog een dochtertje van drie jaar heeft, die dan mee moet. Wat hiervan zij, het gebrek aan (regelmatige) omgang met de moeder acht het hof onvoldoende grond voor een ondertoezichtstelling. Bovendien is ter zitting gebleken dat partijen tot overeenstemming zijn gekomen over het hervatten van de omgang tussen de moeder en de minderjarige. Partijen hebben afgesproken dat er omgang zal zijn vanaf 7 januari 2023, om de week op zaterdag van 11:00 tot 18:00 uur, waarbij de moeder de minderjarige bij de vader ophaalt om 11:00 uur en de vader de minderjarige bij de moeder om 18:00 uur ophaalt. De vader heeft aangeboden dat, indien de minderjarige ziek is, de moeder haar bij de vader thuis kan opzoeken en de vader gedurende het bezoek elders zal verblijven. De moeder heeft verklaard hier geen gebruik van te zullen maken. Gelet op voormelde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat niet langer is gebleken van een bedreigde ontwikkeling van de minderjarige. Er zijn geen zorgsignalen gebleken en de ouders hebben ter zitting afspraken gemaakt over de omgang tussen de moeder en de minderjarige. Het hof gaat ervan uit dat de ouders deze afspraken na zullen komen in het belang van de minderjarige en dat de moeder hulpverlening voor zichzelf zal inschakelen indien dit nodig blijkt bij de verzorging van de minderjarige tijdens de bezoekmomenten. Nu de gronden voor de ondertoezichtstelling naar het oordeel van het hof niet langer aanwezig zijn, heft het hof deze met ingang van 25 januari 2023 op. Cursussen binnenkort: |