personen-, familie- en erfrecht
VAKnieuws
Geen concrete ontwikkelingsbedreiging, geen ondertoezichtstellingRechtsvraagKan de ondertoezichtstelling verlengd worden om te monitoren of het goed blijft gaan? OverwegingHet hof oordeelt in deze zaak dat de rechtbank de ondertoezichtstelling ten onrechte heeft verlengd. Vast staat dat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen waren, en om die reden is de minderjarige ook uit huis geplaatst geweest. De minderjarige woont nu weer bij de moeder. De gecertificeerde instelling heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht om te monitoren of het goed blijft gaan. Het hof oordeelt dat de gecertificeerde instelling niet heeft gesteld en onderbouwd dat er nog sprake is van een concrete ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof benadrukt in dit kader nadrukkelijk dat een ondertoezichtstelling is bedoeld om concrete ernstige ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, niet om de ontwikkeling van een minderjarige te volgen of om een vinger aan de pols te houden. Cursussen binnenkort: |
|
Ouder mag kosten kind niet betalen van het vermogen van het kindRechtsvraagHeeft de vader op onjuiste wijze uitvoering gegeven aan het bewind over het vermogen van zijn minderjarige dochter, door haar vermogen aan te wenden voor de kosten van haar levensonderhoud? OverwegingHet hof oordeelt dat de vader niet op een goede wijze uitvoering heeft gegeven aan het bewind over het vermogen van zijn minderjarige dochter. De met het gezag belaste ouders zijn ook gezamenlijk bewindvoerders over het vermogen van hun minderjarige kind. Zij moeten als een goed bewindvoerder handelen. De vader heeft de spaarrekening op naam van de minderjarige gesloten, en het geld overgemaakt naar zijn eigen rekening. Hij vindt dat hij dit bedrag niet aan de minderjarige hoeft terug te betalen omdat hij het geld heeft besteed aan haar levensonderhoud. Het hof overweegt dat op grond van artikel 1:392 BW de ouders verplicht zijn tot het verstrekken van levensonderhoud aan hun kinderen. Dat moet vanuit hun eigen inkomsten of vermogen worden gedaan en niet vanuit het vermogen van het kind. Cursussen binnenkort:Al onze cursussenCentrum Permanente Educatie biedt hoogwaardige juridische cursussen, afgestemd op de praktijk en verzorgd met enthousiasme en expertise. Bekijken |
|
Turks huwelijksvermogensrechtRechtsvraagZijn de gouden sierraden die de vrouw tijdens het huwelijksfeest heeft gekregen, onderdeel van het te verrekenen vermogen? OverwegingIn het Turks recht geldt als wettelijks ysteem een regime van verwervingsdeelneming. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen verwervingen en persoonlijk vermogen. De verwervingen dienen bij ontbinding van het huwelijk te worden verrekend. Verwervingen zijn vermogensbestanddelen die iedere echtgenoot gedurende het regime van verwervingsdeelneming onder bezwarende titel heeft verkregen. T ot het persoonlijk vermogen behoort op grond van de wet onder meer het vermogen dat ieder van partijen voor het huwelijk al had en het goed dat alleen voor persoonlijk gebruik door een van de echtgenoten bestemd is (artikel 220 lid 1 en 2 TBW). Het hof oordeelt dat de gouden sieraden tot het persoonlijk vermogen van de vrouw behoren, en dus niet hoeven te worden meegenomen in de verrekening. De sieraden zijn tijdens het huwelijksfeest aan de vrouw gegeven en het huwelijksfeest vond plaats voor de juridische huwelijksvoltrekking. Cursussen binnenkort: |
|
Te vroeg een perspectiefbesluit genomenRechtsvraagIs de machtiging tot uithuisplaatsing terecht verlengd? OverwegingIn deze zaak ligt de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing voor aan het hof. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Ambtshalve overweegt het hof dat de GI een perspectiefbesluit heeft genomen en dat het hof dit aan de vroege kant vindt. Het hof overweegt dat de uithuisplaatsing en de bijbehorende rust op dit moment in het belang zijn van de (ontwikkeling van de) kinderen maar dat het, gelet op de nog korte duur van de uithuisplaatsing, op dit moment nog niet valt uit te sluiten dat de moeder, nu zij tot rust komt en de overbelasting is weggenomen, in de komende periode alsnog kan profiteren van de hulpverlening. Het hof geeft de GI mee dat het goed is om voor alle kinderen samen en apart van elkaar te onderzoeken of de moeder in de toekomst weer zelf voor hen kan zorgen. Cursussen binnenkort: |
|
Gedragswetenschapper moet de jeugdige onderzoekenRechtsvraagKan de gedragswetenschapper een instemmingsverklaring geven voor een machtiging gesloten jeugdhulp zonder de minderjarige te hebben onderzocht? OverwegingHet hof vernietigt de beslissing van de rechtbank en wijst de verzochte machtiging gesloten jeugdhulp alsnog af. De gedragswetenschapper die de vereiste instemmingsverklaring heeft afgegeven, heeft de jeugdige niet onderzocht alvorens de instemmingsverklaring af te geven. Een machtiging tot gesloten jeugdhulp vormt een inbreuk op de rechten van de minderjarige. Een verklaring van de gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog op het verzoek tot een gesloten plaatsing kort tevoren heeft onderzocht, vormt in dat kader een waarborg. Uit vaste rechtspraak volgt dat, vanwege de ingrijpendheid van de maatregel en omdat aan de verklaring van de gedragswetenschapper groot gewicht toekomst, strenge eisen aan de verklaring van de gedragswetenschapper moeten worden gesteld. Cursussen binnenkort: |
|
ProceskostenveroordelingRechtsvraagKan appellant in de proceskosten worden veroordeeld omdat zij geen rechtens te respecteren belang had bij voortzetting van het hoger beroep? OverwegingDe moeder is in hoger beroep gekomen tegen de beslissing van de rechtbank over de voorlopige zorgregeling. Vlak voor de zitting bij het hof heeft de rechtbank een beschikking gewezen waarin een nieuwe definitieve zorgregeling is vastgelegd. De moeder heeft haar hoger beroep niet willen intrekken, waardoor de vader zich genoodzaakt voelde met advocaat ter zitting te verschijnen. Hij verzoekt de moeder in de proceskosten van het hoger beroep te veroordelen. Het hof oordeelt dat de moeder wel een rechtsgrond had om hoger beroep in te stellen. Dat laat onverlet dat de vader nodeloos kosten heeft moeten maken voor de zitting. Ter zitting is besproken dat de advocaat van de vader na bekend worden met de definitieve zorgregeling aan de advocaat van de moeder heeft gevraagd of het hoger beroep tegen de voorlopige zorgregeling werd ingetrokken. Dat werd het niet. Vervolgens heeft de advocaat van de moeder bij aanvang van de zitting bij het hof het hoger beroep alsnog ingetrokken. Het hof is van oordeel dat de moeder de proceskosten die de vader heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting aan de vader moet vergoeden. Cursussen binnenkort: |
|
Machtiging tot uithuisplaatsing in het buitenland kan niet zonder voorafgaande goedkeuring zoals omschreven in de Brussel II-ter VerordeningRechtsvraagKan de rechter een machtiging tot uithuisplaatsing in het buitenland verlenen, als de GI geen goedkeuring van de uithuisplaatsing heeft gevraagd aan de bevoegde autoriteit in het doelland? OverwegingDe minderjarige is met een machtiging tot uithuisplaatsing geplaatst in een pleegzorginstelling of -gezin in Spanje. De rechtbank heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging afgewezen, omdat aan de eerste machtiging geen goedkeuring van de locale jeugdzorgautoriteit ten grondslag lag, en ook in de aanloop naar het verlengingsverzoek is geen goedkeuring gevraagd. De GI is in hoger beroep gegaan en verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen waar het gaat om de afwijzing van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, en te beslissen dat de minderjarige in Spanje mag blijven om haar traject daar af te ronden. Het hof wijst het verzoek van de GI af, en bekrachtigt de afwijzende beslissing van de rechtbank. Het hof overweegt dat als een Nederlandse rechter (of GI) een kind wil plaatsen in een instelling of pleeggezin in een andere lidstaat, zij op grond van artikel 82 lid 1 Brussel II-ter Verordening eerst goedkeuring dient te verkrijgen van de centrale autoriteit of een bevoegde autoriteit van die andere lidstaat. De GI heeft in casus die goedkeuring niet verzocht. De rechtbank heeft daarom terecht de machtiging tot uithuisplaatsing niet verlengd. Het hof ziet in deze zaak geen mogelijkheid om de goedkeuringsprocedure zoals opgenomen in de Verordening buiten toepassing te stellen met een beroep op de namens de GI aangevoerde artikelen 8 van het EVRM en 3 en 19 van het IVRK, 24 lid 2 van het EU-Handvest en evenmin met een beroep op het proportionaliteitsbeginsel. De Verordening betreft Europese regelgeving en heeft als doel de samenwerking te bevorderen tussen de bij de Verordening aangesloten lidstaten over onder andere de uitvoering van beslissingen aangaande de ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderbeschermingsmaatregelen met een grensoverschrijdend karakter. De Verordening is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten en is bij uitstek bedoeld om de belangen en de veiligheid van de kinderen in grensoverschrijdende situaties te waarborgen. Het hof wijst erop dat de goedkeuringsprocedure bedoeld is om te voorkomen dat kinderen op basis van een kinderbeschermingsmaatregel in een andere lidstaat verblijven zonder dat die lidstaat daarvan op de hoogte is en de (juridische) veiligheid van het kind dus niet gegarandeerd kan worden. De GI heeft zelf nagelaten de juiste procedure te doorlopen, maar dat brengt niet met zich dat de goedkeuringsprocedure met een beroep op internationale en Europeesrechtelijke verdragen omzeild kan worden. Cursussen binnenkort: |
|
Terugbetalingsverplichting partneralimentatieRechtsvraagMoet de vrouw de in de afgelopen vijf jaar te veel ontvangen partneralimentatie terugbetalen? OverwegingI n de beschikking van 28 mei 2024 heeft het hof – anders dan de rechtbank – beslist dat het convenant is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven, zodat de daarin overeengekomen bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw gewijzigd kan worden (artikel 1:401 lid 5 BW). Het hof berekent de partneralimentatie met ingang van 9 april 2020. Moet de vrouw de te veel ontvangen partneralimentatie terugbetalen? Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van deze vraag terughoudendheid geboden is. Het hof laat meewegen dat de door de vrouw ontvangen partneralimentatie in overeenstemming is met haar huwelijkse behoefte, en dus in overeenstemming met haar behoefte is uitgegeven. Ook laat het hof meewegen dat de vrouw er geen rekening mee hoefde te houden dat de overeengekomen partneralimentatie later met terugwerkende kracht zou worden gewijzigd. Het hof acht ook van belang dat de nieuwe partneralimentatie onvoldoende is om in haar huwelijkse behoefte te voorzien, waardoor de vrouw op haar vermogen moet gaan interen. Tot slot laat het hof meewegen dat de vrouw vermogen heeft waarmee zij een terugbetalingsverplichting kan voldoen, en dat de door de man betaalde partneralimentatie zijn draagkracht overschreed. De vrouw moet de helft terugbetalen. Cursussen binnenkort: |
|
Erkenning door biologische ouder kan niet vernietigd wordenRechtsvraagKan de erkenning door de vader op verzoek van de meerderjarige dochter vernietigd worden? OverwegingDe dochter verzoekt de erkenning door haar biologisch vader te vernietigen. De rechtbank heeft dit afgewezen, omdat de wet hier geen mogelijkheid toe biedt. De erkenning kan enkel worden vernietigd, indien vast is komen te staan dat de juridisch vader niet de biologisch vader is. In hoger beroep doet de dochter een beroep op artikel 8 EVRM. Zij vindt dat de erkenning een inbreuk maakt op haar privéleven. Het hof oordeelt dat een eventuele vernietiging van de erkenning een inbreuk maakt op het privéleven en familieleven van de vader. Op grond van artikel 8 EVRM heeft een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Volgens lid 2 van artikel 8 EVRM is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Het beroep van de dochter op artikel 8 EVRM komt erop neer dat de wettelijke regel dat vernietiging van een erkenning alleen kan als de man die erkend heeft niet de biologische vader is, een inbreuk vormt op haar privé leven. Het hof oordeelt dat d e wettelijke regel dat vernietiging van de erkenning alleen mogelijk is als de erkenner niet de biologische vader is, een gerechtvaardigde inmenging is in de zin van artikel 8 lid 2 EVRM: zij is bij wet voorzien en beoogt bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, in dit geval de vader. |
|
Artikel 1:262b BW naar analogie toepassen bij toetsing voogdijmaatregelRechtsvraagMoet artikel 1:262b BW in onderhavig geval analoog worden toegepast op een geschil betreffende de uitvoering van de voogdijmaatregel? OverwegingDe moeder was 15 jaar toen de minderjarige werd geboren. De voogdij over de minderjarige is bij de GI belegd. De moeder en de minderjarige hebben samen in een pleeggezin en een gezinshuis gezeten, en vervolgens heeft de GI de minderjarige apart in een pleeggezin ondergebracht. De moeder woont nu bij de grootmoeder. De moeder en de grootmoeder hebben op grond van artikel 1:262b BW een geschil aanhangig gemaakt over de uitvoering van de voogdijmaatregel. Zij komen op tegen de plaatsing van de minderjarige (zonder de moeder) in een pleeggezin. De moeder wil samen met de minderjarige in een gezinshuis of pleeggezin verblijven, of bij grootmoeder. De kinderrechter heeft de moeder en de grootmoeder niet-ontvankelijk verklaard omdat artikel 1:262b BW enkel voorziet in de mogelijkheid om een geschil betreffende de uitvoering van een ondertoezichtstelling aan de kinderrechter voor te leggen. In dit geval gaat het om een voogdijmaatregel. De wet kent geen grond om een geschil over de uitvoering van de voogdijmaatregel aan de kinderrechter voor te leggen. In beginsel staat tegen een beslissing op een verzoek op grond van artikel 1:262b BW geen hoger beroep open. Het hof oordeelt dat in dit geval sprake is van een doorbrekingsgrond. Het hof oordeelt dat de kinderrechter de moeder ontvankelijk had moeten verklaren. Doordat de moeder minderjarig was toen de minderjarige werd geboren, heeft zij nooit het ouderlijk gezag gehad. In die zin wijkt haar situatie af van de meeste gevallen van voogdijmaatregelen, waarbij het gezag van een ouder is ontnomen. Er heeft daardoor nooit een toetsingsmoment plaatsgevonden over het woonperspectief van de minderjarige. Het hof is daarom van oordeel dat artikel 1:262b BW in dit geval analoog moet worden toegepast. Het hof toetst de verzoeken van de moeder en de grootmoeder inhoudelijk en wijst deze af.
Cursussen binnenkort: |
|
Benadeling van de huwelijksgemeenschapRechtsvraagIs er sprake van benadeling van de gemeenschap door verspilling? OverwegingDe woning is verkocht voor de indiening van het echtscheidingsverzoek. De overwaarde is op de gezamenlijke bankrekening van partijen gestort. De man heeft dit bedrag overgemaakt naar zijn privérekeningen. Hij heeft verklaard dat het geld op de datum waarop het echtscheidingsverzoek is ingediend al op was. Hiervan heeft hij geen bewijs overgelegd maar hij heeft wel verklaard dat hij het heeft uitgegeven aan feesten, dames van plezier en drank en dat hij een deel van het geld in brand heeft gestoken en een paar duizend euro aan de dochter van partijen heeft gegeven. De vrouw beroept zich op artikel 1:164 BW waaruit volgt dat i ndien een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen door één van hen is benadeeld doordat hij na de aanvang van het geding of binnen zes maanden daarvóór lichtvaardig schulden heeft gemaakt, goederen der gemeenschap heeft verspild, of rechtshandelingen als bedoeld in artikel 1:88 BW zonder de vereiste toestemming of beslissing van de rechtbank heeft verricht, hij gehouden is na de inschrijving van de beschikking waarbij de echtscheiding is uitgesproken, de aangerichte schade aan de gemeenschap te vergoeden. Het hof oordeelt dat hier sprake van is, en dat de man alsnog de helft van de overwaarde aan de vrouw dient te betalen. De man beroept zich er nog op dat hij psychische klachten had, en dat het niet redelijk en billijk is dat hij het geld aan de vrouw moet betalen. Het hof gaat daar aan voorbij. Cursussen binnenkort: |
|
Onafhankelijke bewindvoerder in plaats van gevolmachtigde uit levenstestamentRechtsvraagKan de kantonrechter een onafhankelijke bewindvoerder benoemen als de rechthebbende in een levenstestament een algemeen gevolmachtigde heeft aangewezen? OverwegingHet hof oordeelt dat dit kan. De rechthebbende heeft in een levenstestament een van zijn drie kinderen als algemeen gevolmachtigde benoemd. De kantonrechter heeft een onafhankelijek derde als bewindvoerder benoemd, onder andere omdat de rechthebbende dementerend was. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht een bewindvoerder heeft benoemd. De verstandhouding tussen de kinderen van de rechthebbende is slecht, de andere twee kinderen trekken in twijfel of de rechthebbende ten tijde van het opstellen van het levenstestament wel zijn wil kon bepalen en de algemeen gevolmachtigde heeft de andere kinderen van de rechthebbende onvoldoende geïnformeerd. Doordat de verstandhouding zo slecht is, worden de belangen van de rechthebbende onvoldoende beschermd door het levenstestament. Het hof oordeelt ook dat de kantonrechter terecht een onafhankelijke derde heeft benoemd als bewindvoerder, en daarbij voorbij is gegaan aan de in het levenstestament geuitte wil van de rechthebbende. De eerder genoemde onderlinge strijd en de ernstig verstoorde communicatie tussen de kinderen, die er zelfs in heeft geresulteerd dat zij elkaar in juridische procedures tegemoet treden, hebben ongetwijfeld hun weerslag gehad op hun vader, die zich in een kwetsbare positie bevond. De benoeming van één van hen zou de onderlinge verhoudingen niet verbeteren en waarschijnlijk een negatieve invloed hebben. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter derhalve terecht een onafhankelijke bewindvoerder heeft benoemd. |