VAKnieuws 2016

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
16104

HKOV niet van toepassing bij gewone verblijfplaats in beide verdragsstaten

Gerechtshof Den Haag, 27-07-2016 ECLI:NL:GHDHA:2016:2502
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
IPR
Haags Kinderontvoeringsverdrag
Rechtsvraag

Heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het kind moet worden teruggebracht naar Roemenië?

Overweging

Nee, het hof is met de rechtbank van oordeel dat het HKOV geen definitie geeft van het begrip “gewone verblijfplaats”. Uit de feitelijke omstandigheden blijkt echter dat er - naast integratie in de Nederlandse samenleving - een zekere integratie is van de minderjarige in de Roemeense sociale en familiale omgeving. Aldus valt er niet één duidelijke gewone verblijfplaats aan te wijzen en kan niet worden vastgesteld dat de minderjarige een nauwere of duurzamere band heeft met Nederland of met Roemenië. Gelet op deze feitelijke omstandigheden is het hof, anders dan de rechtbank van oordeel dat moet worden aangenomen dat de minderjarige steeds twee (wisselende) gewone verblijfplaatsen heeft gehad. In dat verband kan geen sprake zijn van een (on)geoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van het HKOV. Het HKOV voorziet niet in de situatie dat niet één duidelijke gewone verblijfplaats kan worden aangewezen. Het hof komt aldus niet toe aan de bespreking van de andere door partijen aangevoerde stellingen en verweren die zijn gegrond op de toepasselijkheid van het HKOV. 


 
16089

Kinderalimentatie: werkelijke woonkosten bepalend in plaats van forfaitaire woonkosten

Gerechtshof Den Haag, 13-07-2016 ECLI:NL:GHDHA:2016:2310
Jurisprudentie - Rechtsontwikkeling
Alimentatie
Fiscale aspecten
1:404 BW
Rechtsvraag

Is bij de berekening van de kinderalimentatie terecht uitgegaan van de forfaitaire woonkosten nu de werkelijke woonkosten aanmerkelijk lager zijn?

Overweging

Nee, nu er een aanmerkelijke discrepantie is tussen de werkelijke woonkosten en de forfaitaire woonkosten en dit ten koste gaat van de kinderen, acht het hof het hanteren van het forfaitair systeem in het onderhavige geval in strijd met de uitgangspunten van de wetgever waarin is gekozen voor behoefte en draagkracht op grond van de werkelijke gegevens (maatwerk).

Zie in dit kader ECLI:NL:PHR:2014:1908: de A-G achtte het niet bij voorbaat in strijd met de wet als de alimentatierechter bij de vaststelling van kinderalimentatie forfaitaire woonlasten hanteert, ook niet voor zover die forfaitaire woonlasten de actuele werkelijke woonlasten van de onderhoudsplichtige overstijgen.


 
16094

Nietig testament leidt niet automatisch tot nietige verklaring voor recht

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2016 ECLI:NL:GHSHE:2016:2807
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Erfrecht
4:187 en 4:188 BW, 3:40 BW
Rechtsvraag

Brengt een nietig testament mee dat de verklaring van erfrecht moet worden nietig verklaard of vernietigd?

Overweging

De verklaring van erfrecht is een door de notaris ná het overlijden van erflater opgemaakte akte, artikel 4:188 BW. De nietigheid van de verklaring van erfrecht volgt dus niet uit de nietigheid van het testament. De nietigheid van het testament brengt wel mee dat de (inhoud van de) verklaring van erfrecht (achteraf) onjuist is (gebleken) en vervangen dient te worden door een (nieuwe) verklaring van erfrecht die in overeenstemming is met onderhavige beslissing, met aantekening daarvan op de minuut van de oorspronkelijke verklaring van erfrecht. Geïntimeerde heeft geen belang gesteld gediend bij nietigverklaring, welk belang, gelet op artikel 4:187 BW ook niet voor de hand ligt.

De eventuele nietigverklaring wegens strijd met artikel 3:40 BW moet worden beoordeeld naar het moment van het opmaken van de verklaring van erfrecht. Ten tijde van het opmaken van die verklaring was ten tijde van de afgifte niet onjuist, ongeldig of in strijd met de openbare orde.


 
16081

Schuld in rekening-courant is opgepot inkomen in de vorm van niet-uitgekeerde uitkeerbare winst

Hoge Raad der Nederlanden, 08-07-2016 ECLI:NL:HR:2016:1473
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Huwelijksvermogensrecht
Fiscale aspecten
1:132 BW
Rechtsvraag

Is het hof ten onrechte voorbijgegaan aan de stelling van de vrouw dat de schuld in rekening-courant moet worden bezien in samenhang met het vermogen van de vennootschap en dat het ten onrechte heeft nagelaten op het verzoek van de vrouw terzake te beslissen?

Overweging

Het hof heeft in zijn eindbeschikking over de vennootschap uitsluitend bepaald dat de schuld eigendom is van de man en niet in een tussen partijen bestaande gemeenschap valt. Daarover waren partijen het eens. Ten aanzien van de verrekening van de schuld in rekening-courant heeft het hof de beschikking van de rechtbank van 1 mei 2013 vernietigd en de zaak naar de rechtbank teruggewezen. Deze beslissing moet aldus worden begrepen, dat zij mede betrekking heeft op de stelling van de vrouw dat de schuld in rekening-courant in wezen is ontstaan als keerzijde van in de vennootschap opgepot inkomen in de vorm van niet-uitgekeerde uitkeerbare winst, en dat daarom de verrekening van de schuld in rekening-courant moet worden bezien in samenhang met de aldus ontstane waarde van de vennootschap. De rechtbank zal hierover dus nog een oordeel moeten geven.


 
16085

Verzoek op grond van 1:164 BW heeft voldoende samenhang met echtscheidingsverzoek

Hoge Raad der Nederlanden, 08-07-2016 ECLI:NL:HR:2016:1457
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Echtscheiding
Procesrecht
Huwelijksvermogensrecht
1:164 BW, 827 lid 1 f Rv
Rechtsvraag

Kan een op art. 1:164 BW gebaseerd verzoek worden behandeld als een verzoek tot het treffen van een nevenvoorziening in het kader van echtscheiding?

Overweging

Ja. Art. 1:164 lid 1 BW houdt in dat indien een echtgenoot een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen kort voor of na aanvang van het echtscheidingsgeding benadeelt, deze echtgenoot de aan de gemeenschap toegebrachte schade dient te vergoeden. Een op art. 1:164 lid 1 BW gebaseerd verzoek vertoont derhalve naar zijn aard voldoende samenhang met het echtscheidingsverzoek. In het licht van de weergegeven parlementaire geschiedenis moet worden aangenomen dat een op art. 1:164 lid 1 BW gebaseerd verzoek in een echtscheidingsgeding als een verzoek tot het treffen van een nevenvoorziening in de zin van art. 827 lid 1, aanhef en onder f, Rv behandeld kan worden, tenzij de behandeling daarvan in het concrete geval tot onnodige vertraging van het geding zal leiden. Het hof heeft vastgesteld dat van dit laatste geen sprake was.


 
16086

A-G vindt motivering onthouding omgang begrijpelijk

Hoge Raad der Nederlanden, 08-07-2016 ECLI:NL:PHR:2016:613
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Gezag en omgang
81 RO, 1:277a BW
Rechtsvraag

Heeft het hof voldoende concrete omstandigheden gesteld op grond waarvan omgang ongewenst is?

Overweging

HR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO.

A-G: De motivering biedt de lezer inzicht in het te beschermen belang (te weten: de fysieke veiligheid van het kind respectievelijk dat het kind zich veilig voelt, met andere woorden: het voorkomen van angst van het kind voor geweld, ook tussen de ouders onderling). De motivering biedt de lezer ook inzicht in de wijze waarop het hof dit belang verwacht te kunnen beschermen (te weten door veiligheidsafspraken en door agressie-beheersingstraining of een andere passende behandeling van de man vóórdat de omgang wordt hervat). De motivering biedt de lezer inzicht waarom van de man mag worden gevergd actief mee te werken aan zulke veiligheidsafspraken en aan zulke training of behandeling, ook al heeft de destijds bestaande verdenking tegen hem niet geleid tot een strafrechtelijke veroordeling en gaat ook het hof uitdrukkelijk niet van vaststaand daderschap van de man uit. Het hof wil kennelijk risico’s uitsluiten.


 
16087

A-G acht beginsel van hoor en wederhoor geschonden

Hoge Raad der Nederlanden, 08-07-2016 ECLI:NL:PHR:2016:240
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Procesrecht
Gezag en omgang
81 RO, 19 Rv, 6 EVRM
Rechtsvraag

Heeft het hof het beginsel van hoor en wederhoor geschonden nu de man niet heeft kunnen reageren op een rapport van Jeugdzorg?

Overweging

HR: verwerping beroep op grond van art. 81 lid 1 RO.

A-G: Het beginsel van hoor en wederhoor (art. 19 Rv) brengt mee dat de rechter partijen over en weer in de gelegenheid stelt zich uit te laten over elkaars standpunten en over alle bescheiden en andere gegevens die in de procedure ter kennis van de rechter zijn gebracht, tenzij uit de wet anders voortvloeit. Hetzelfde vloeit voort uit art. 6 lid 1 EVRM. De gedingstukken laten m.i. geen andere conclusie toe dan dat dit hier niet is gebeurd. De (advocaat van de) man heeft in zijn brief van 31 juli 2015 niet kunnen uitlaten over het verslag dat Jeugdzorg aan het hof heeft gestuurd: de beide brieven, van dezelfde datum, hebben kennelijk elkaar gekruist. Het hof heeft art. 19 Rv geschonden door zijn oordeel ten nadele van de man te baseren op het door Jeugdzorg aan het hof uitgebracht verslag.


 
16080

Schorsing van rechtswege vanwege verlies hoedanigheid cassatieadvocaat

Hoge Raad der Nederlanden, 05-07-2016 ECLI:NL:HR:2016:1389
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Procesrecht
226, 418a, 426b Rv, 9j lid 1 Advocatenwet
Rechtsvraag

Wat is het gevolg van het verlies van hoedanigheid als cassatieadvocaat in reeds aanhangige verzoekschriftprocedure?

Overweging

Ook in verzoekschriftzaken in cassatie is vertegenwoordiging door een advocaat bij de Hoge Raad verplicht (art. 426a lid 1 Rv; art. 426b lid 3 Rv; art. 427a lid 2 Rv). Voor de verzoekschriftprocedure ontbreekt een met art. 418a Rv vergelijkbare schakelbepaling die art. 226 Rv van toepassing verklaart. De wet en de aard van de verzoekschriftprocedure zoals geregeld in de art. 261 e.v. Rv verzetten zich niet tegen overeenkomstige toepassing van art. 226 Rv op verzoekschriftprocedures. Er zijn geen aanwijzingen dat de wetgever, door de regeling van art. 226 Rv alleen in de dagvaardingsprocedure op te nemen, daarbuiten de mogelijkheid van schorsing van het geding van rechtswege heeft willen uitsluiten.

Derhalve moet worden aangenomen dat het voorgaande ook geldt voor verzoekschriftprocedures waarin voor een partij of belanghebbende een advocaat bij de Hoge Raad optreedt die zijn hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad verliest, met dien verstande dat de schorsing van de procedure en de aanzegging van de hervatting door de griffier van de Hoge Raad kenbaar worden gemaakt aan de verweerder en eventuele belanghebbenden (art. 426b Rv).


 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.