VAKnieuws 2016

sorteer op datum sorteer op nummer  
 
16029

81 RO: Bewijslast bij vóór peildatum van gezamenlijke rekening opgenomen bedrag

Hoge Raad der Nederlanden, 26-02-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2286
Jurisprudentie - Rechtsontwikkeling
Procesrecht
Huwelijksvermogensrecht
81 RO, 150 Rv, 1:100 BW
Rechtsvraag

Was het aan de vrouw te bewijzen dat zij het voor de peildatum van de gezamenlijke rekening opgenomen bedrag reeds heeft besteed om te voorkomen dat het bedrag als activum in de verdeling wordt betrokken?

Overweging

81 RO.

A-G: Ja. Tussen partijen stond vast dat de vrouw op 13 november 2008 een bedrag van € 41.000,- van het krediet had opgenomen, dat zij dit bedrag had gestort op een rekening en dat zij deze rekening binnen een jaar weer had gesloten. Het hof diende het door de vrouw opgenomen bedrag als activum in de verdeling te betrekking, tenzij zou komen vast te staan dat dit bedrag op de peildatum reeds was besteed. Bij die stand van zaken geeft het oordeel van het hof dat de vrouw diende aan te tonen dat het door haar opgenomen bedrag op de peildatum was besteed, niet van een onjuiste rechtsopvatting omtrent stelplicht en bewijslast blijk. Dat het de man is geweest die heeft verzocht vast te stellen dat de vrouw aan hem een bedrag van € 20.500,- dient te voldoen dan wel dat hij ter zake jegens de vrouw een vordering heeft van € 20.500,-, maakt dit niet anders.


 
16020

Motiveringseisen aan omgangsondertoezichtstelling

Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:295
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Gezag en omgang
1:255 BW; 1:254 (oud) BW
Rechtsvraag

Heeft het hof de bekrachtiging van de opgelegde omgangsondertoezichtstelling voldoende gemotiveerd?

Overweging

Nee. Aan de motivering van een omgangsondertoezichtstelling moeten hoge eisen worden gesteld. Dat uit de raadsreportage en het verhandelde ter terechtzitting een omgangsregeling niet vrijwillige tot stand komt en dat de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting heeft gesteld dat de minderjarige ernstig wordt bedreigd in ontwikkeling, levert geen toereikende motivering op. Het hof heeft in zijn oordeelsvorming niet betrokken of de ernstige bedreiging voor de zedelijke of geestelijke belangen van de minderjarige kan worden afgewend door de inzet van andere minder ingrijpende middelen, noch blijkt daaruit dat het hof heeft onderzocht of andere middelen hebben gefaald of zullen falen.


 
16019

Vereisten voor erkenning in Nederland van buitenlands rechtsfeit inzake afstamming

Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:293
Jurisprudentie - Rechtseenheid
IPR
Gezag en omgang
10:100 en 10:101 BW
Rechtsvraag

Is er een akte vereist voor de erkenning in Nederland van een in Australië van rechtswege tot stand gekomen afstammingsrelatie?

Overweging

Nee. Naar volgt uit HR 31 januari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0493, NJ 1993/261, rov. 3.2.3, is erkenning zonder akte mogelijk als met voldoende zekerheid vaststaat dat naar buitenlands recht van het rechtsfeit of de rechtshandeling sprake is. Uit het feit dat verzoeker is geboren en getogen in een feitelijke gezinssituatie met zijn ouders, volgt tevens dat de familierechtelijke betrekking waarin hij tot zijn vader staat, op één lijn is te stellen met die welke naar Nederlands recht bestaat tussen de vader en het wettige kind.


 
16021

Ontvankelijkheid hoger beroep als faxapparaat hof fax niet uitdraait

Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:296
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Procesrecht
33 lid 3 Rv
Rechtsvraag

Is het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard nu bij hof geen fax is binnengekomen?

Overweging

Nee. In de regel beschikt een faxapparaat over de mogelijkheid van zelfstandige registratie van het tijdstip van ontvangst. Indien het faxapparaat op de griffie het tijdstip van ontvangst niet registreert, kan het tijdstip van ontvangst ook op andere wijze komen vast te staan, bijvoorbeeld door een ‘confirmation report’ van de verzender, dus een verzendbevestiging (HR 20 maart 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2611, NJ 1998/548). Als het faxapparaat op de griffie van het hof het tijdstip van ontvangst van een fax niet registreert, is het hof op een onjuiste grond voorbijgegaan aan het beroep dat verzoekster heeft gedaan op de door haar overgelegde verzendbevestiging.


 
16022

81 RO: afweging belangen bij verzoek vernietiging erkenning

Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2343
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Gezag en omgang
81 RO, 1:204 lid 3 BW
Rechtsvraag

Heeft het hof verzuimd de belangen van de biologische vader in zijn afweging te betrekken?

Overweging

81 RO.

A-G: Dat het hof niet zonder meer aan het belang van verzoeker bij erkenning is voorbijgegaan, blijkt uit de in de tussenbeschikking van het hof vervatte beslissing dat de moeder aan de biologische vader niet reeds de mogelijkheid van erkenning heeft mogen ontnemen door binnen een week nadat zij van de wens van verzoeker had kennisgenomen, aan verweerder toestemming tot erkenning van het kind te verlenen. Zoals het hof terecht onder ogen heeft gezien, stond daarmee nog niet vast dat het belang van de biologische vader bij erkenning boven de belangen van de moeder en het kind bij niet-erkenning stond. Er heeft nader onderzoek plaatsgevonden voordat een eindbeslissing is genomen.


 
16023

Beroepsaansprakelijkheid notaris: risico van onvolledige verslaglegging

Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:HR:2016:288
Jurisprudentie - Rechtseenheid
Notarieel tuchtrecht
Erfrecht
4:82 BW
Rechtsvraag

Heeft het hof voldoende gemotiveerd dat de niet-opeisbaarheidsclausule aan erflaters is voorgehouden door de notaris?

Overweging

Nee. Het hof heeft geen omstandigheden vastgesteld waaruit kan volgen dat de notaris en haar medewerkers voorlichting over de mogelijkheid van een clausule als bedoeld in art. 4:82 BW - opschorting vordering legitimaris tot aan overlijden langstlevende echtgenoot - hebben gegeven, dan wel deze voorlichting achterwege konden laten. Daarbij is van belang dat het ontbreken van schriftelijke vastlegging van hetgeen met erflater is besproken – waaronder ook valt de onvolledigheid van vastlegging – voor risico van de notaris dient te blijven.


 
16024

Beroepsaansprakelijkheid notaris: berekening schade bij gebrekkige fiscale voorlichting bij nalatenschap

Hoge Raad der Nederlanden, 19-02-2016 ECLI:NL:PHR:2015:2683
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Erfrecht
Fiscale aspecten
Notarieel tuchtrecht
81 RO, 4.17 Wet IB 2001
Rechtsvraag

Heeft het hof terecht geoordeeld dat de notaris ten onrechte heeft gesteld dat in het kader van de vermogensvergelijking voor de schadevaststelling de twee biedingen met elkaar moeten worden vergeleken, nu verweerders niet stellen dat de uitkomst anders zou zijn geweest?

Overweging

81 RO.

A-G: Verweerders stellen juist wel dat het biedingsproces een andere uitkomst zou hebben gehad als zij deugdelijk waren geïnformeerd, zoals blijkt uit van de inleidende dagvaarding. Bij de beoordeling van de klacht moet het volgende voorop worden gesteld. Het komt niet zo zeer aan op hetgeen verweerders in prima hebben aangevoerd, maar (veeleer) op hun stellingen in appel. Uit het voorafgaande blijkt dat ’s hofs oordeel met betrekking tot de vraag waarop het in appel aankomt stand houdt. Dit brengt mee dat het door een fout van de notaris speculatief is wat zou zijn gebeurd bij een fiscale voorlichting lege artis. Het blijven veronderstellingen. Bij die stand van zaken ontkomt de rechter er niet aan om knopen door te hakken. In het licht van het bovenstaande, kan ’s hofs oordeel de toets der kritiek doorstaan.


 
16064

Litispendentie: Nederlandse rechter bevoegd bij vaststellingsovereenkomst

Gerechtshof Den Haag, 03-02-2016 ECLI:NL:GHDHA:2016:1380
Jurisprudentie - Geschilbeslechting
Procesrecht
Gezag en omgang
10, 19 Brussel II bis, 1:253a BW
Rechtsvraag

Was de Nederlandse rechtbank bevoegd de vaststellingsovereenkomst inzake hoofdverblijfplaats kind op te nemen in de beschikking, ondanks nog lopende procedure in Tsjechië?

Overweging

Ja. Nu partijen zijn overeengekomen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij zijn moeder in Nederland is en dit is opgenomen in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst, is evident dat de vader erin heeft berust dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij zijn moeder in Nederland is. Dit brengt met zich dat de Nederlandse rechter ingevolge artikel 10 aanhef en onder a Brussel II bis bevoegd was om te beslissen op het verzoek van de vader om de vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking. Dat de vader een in Tsjechië eerder aanhangig gemaakte procedure, overigens in strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen, niet heeft ingetrokken doet hieraan niet af. Vanaf het moment dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, dus het moment dat de vaststellingsovereenkomst is gesloten, is de Tsjechische rechter niet langer bevoegd. Dit leidt ertoe dat het primaire verzoek van de vader reeds op die grond dient te worden afgewezen.


 

VAKnieuws is een initiatief van en wordt u aangeboden door centrum permanente educatie.


VAKnieuws houdt u middels praktische en uitgekiende samenvattingen op de hoogte van belangrijke juridische ontwikkelingen. Al het vaknieuws wordt met uiterste zorg samengesteld. De samenstellers, makers en centrum permanente educatie zijn niet aansprakelijk voor enigerlei schade als gevolg van het gebruik van dit vaknieuws.